m
2
33
besloten tot hst verleenan van de gevraagd® medewer
king in het herstel der oorlogsschade aan de St.Jo
seph—Meisjesschool te httan,echter onder voorwaarde
dat alle evantuaole schad-uitkeeringen door darden
aan het schoolbestuur uitgekeerd in de gemeentekas
zullen worden gestort.
3®. Dit stuk kan gevoeglijk - zij het met eenige Ma
nila© - voor kennisgeving worden aangenomen. Geen
der leden verlangt omtrent dit punt nog het woord.
3fDe Voorzitter is van oordeel dat de suggestie
van Gedeputeerde Staten dan al heel mooi zijn
kan,doch dat niettemin een vergoeding behoort te wer
den toegekend voor gepresteerde diensten,gelet op de
derving van inkomsten.
De vergadering verklaart zich ook mat deze sug
gestie accoord mat algemeen© stemmen.
3g. De Voorzitter betoogt dat in de vergadering van
14 Maart 1946 een verordening is vastgesteld tot
regeling van een vergoeding in reiskosten voor all®
soorten onderwijs. Ged.Staten hebben tegen deze ver-
ordening*/ echter de in hun schrijven neergelegde be
sware n
De Voorzitter is echter met het College van Bur
gemeester en wethouders van c cr 1 dut iwt gemeente
bestuur niet maar eenvoudig in deze medsdeeliag moet
berusten. Het Rijk geeft zalf vergoeding in reiskos
ten voor hst onderwijs aan ambachtsscholen an schol©
voor buitfrvgaw»®a lager onderwijs. D® Voorzitter is
voorts van meening dat de mogelijkheid niet is uitge
sloten dat de bedoelingen van den gemeente-raad wel
licht niet tan volle zijn begrepen. Voorzitter
vraagt den raad oen machtiging om met enkele laden
van het college van Ged.Staten terzake contact op te
namen.
D© vergadering steunt den Voorzitter in dit voor
stel met algemeen© stemmen en ziet het resultaat van
dit overleg met belangstelling tegemoet.
3h. D® Voorzitter deelt mede dat in da earmste ver
gadering van dan raad die hij op 10 Januari heef'
voorgezeten besloten is tot opheffing van het Burg; r-
lijk Armbastuur
Burgemeester an wethouders hebben zich in verban»
met het lange uitblijven dar beslissing tot G.S.ge
wond,naar aanleiding waarvan deze thans de suggestie
doan deze aangelegenheid aan het definitieve raads-
aollega voor te leggen.
Dg Voorzitter wil deze kwestie los zien van het
Burgerlijk Armbestuur. Met deze suggestie wordt naar
2ijne meening op den tijdelijkan gameenta—raad aan
stampei van minderwaardigheid gedrukt en dit wel zeei
tan onrechte. Zoo zou men voortredenearande telkens
gedurende elk half jaar voor de verkiezingen wel kun-
aan vermijden dat het dan zittende collage van zijn
bevoegdheden een wettelijk gebruik maakt.
Hij stolt dan ook voor in dezen zin op het schrij
den van G.3. to raagaoran.
Het lid Braat drukt als zijn oordeel uit dat deze
lauding van het college van Ged.Staten niet bepaald
Dewonderenswaardig ganoaradjzfkan worden. Hij vindt het
Depaald onprettig dat na eati half jaar gaan papieren
30 tafel worden gelegd dooh aan zoo luttel voorstel
wordt gadaan.