r>e heer FESXENS wil er op wijzen, dat het
nieuwe plan van Burgemeester en Wethouders z.i.
een oede kani van slagen maakt, omdat dit
-olan~zeer zeker honderden H.A. grond voor
betere cultiveering rijp maakt.
De heer Fr.NOOREN vreest, dat deuitvoering
van het nieuwe plan den aanleg van aefrfcA
nieuwen Rijsbergschen weg zal vertragen
of in gevaar brengen.
De Voorzitter meent, dat daarvoor geen
^et/aar bestaat. Toevallig hebben wij nog
/Rezen morgen een brief ontvangen van de
Werkverruiming in den Haag, waarin medegedeeld
ordt dat wegens gebrek aan klinkers, de
verharding van den Rijsbergschen weg enz.
voorloopig voor drie maanden moet worden
aangehouden, doch dat na afloop van dezen
termijn, de kikkerpositie in ons land ver
moedelijk wel weer zoodanig zal zijn, dat de
uitvoering ter hand zal kunnen worden genomen,
Be heer M.DEKKERS stemt in met hetgeen
Wethouder FSSKENS naar voren heeft gebracht
Hi -'" heeft thans gehoord, dat deze weg vroeger
is afgewezen, maar het is hem niet duidelijk
waarom, als hij nagaat hoeveel wegen en voor
•hnpveel geld toen in het Noorden der gemeente
in aanrelegcl. Vermoedelijk heeft het Werk
fonds gedacht, dat men in het Noorden der
-emeente nogal erg royaal met gelden en wegen
was omgesprongen, zelfs daar, waar het aanleggen
van nieuwe wegen niet noodzakelijk was en dat
•en daarom in het Zuiden maar wat moeit be
krimpen.
De Voorzitter wil hiertegenover toch op
merken, dat alle wegen in het Noorden niet
alleen bekeken zijn door de wegencommissie,
Burgemeester en Wethouders en den Raad, maar
o-k°door Gedeputeerde Staten èn de Provincie.
?ï8 men dat vroegere plan aandachtig bekijkt,
ziet men, hoe keurig en weloverwogen dat plan
in elkaar zit, en hoe alle wegen zijn aange
legd met het oog op verdere doortrekking
in den Polder.
De heer VAN STEEN wilde gaarne vernemen
of het voorstel van Burgemeester en Wethouders
ook voordeelen meebrengt als werkobject"
De Voorzitter: Zeer zeker. Het geheel wordt
uit evoerd in werkverschaffing. Dit is althans
het"ulan van Burgemeester en Wethouders.
De heer P.LUIJTEN wil, nu de gronden in het
Noorden der gemeente worden uitgespeeld tegen
die in het Zuiden er toch wel even opwijzen,
dat eerstgenoemde veel zwaarder zijn belast
dan laatstgenoemde.
Wethouder p .J.PIJS acht de opmerking van
en heer Luij§;n juist. Ma.ar men mag niet
ver-eten dat er grootsche planneen in wording
zi in van uitgestrekte waterschappen, waaronder
ook de z.g.hooger-e gelegen lichtere gronden
zullen vallen en dan zullen aeelen in de
zwaardere lasten.