^[Lh
heeds in Maary 1938 heeft Uwe Raad ons
gemachtigd tot medewerking aan de circulaire van
den Minister van 23 Juni 1938 (verbetering van
arbeiderswoningen met steun van Rijk en gemeente).
Tot voor enkele dagen was geen enkel verzoek
ingekomen.
m Maart 1938 werd vanwege Burgemeester en
Wethouders opdracht gegeven een onderzoek in te
stellen naar" den woningtoestand in deze gemeentel-
Uit ]jet daaromtrent ingediende rapport blijkt
circa 60 woningen zoo slecht zijn, dat zij
onvoorwaardelijk moeten worden afgekeurd;
ongeveer 170 welke momenteel onbewoonbaar zijn,
doch door het aanschrijven tot vetobetering alsnog
bewoonbaar gemaakt kunnen worden en circa 187
woningen, welke weliswaar niet onbewoonbaar zijn,
doch" talrijke verbeteringen behoeven.
3ur emeester en Wethouders hebben eerst een
begin gemaakt met de krotopruiming. Vandaar dat
thans 10 woningen voor onbewoonbaar verklaring
worden voorgedragen en tegelijkertijd aan Uwen
Raad de machtiging wordt gevraagd de noodige
voorschotten en bijdragen aan tw vragen en te
verleenen. Ter verduidelijking geeft de Voor
zitter thans een uiteenzetting van de verschillende
nanieren waarop de menschen thans kunnen worden
beholpen'.Jfij wijst op de bepalingen der
foningwet, de Landarbeiderswet en diverse
ministerieele circulaires o.a.ciie "van 17 Mac^rt
1026 (Krotopruiming) van 25 Juli 1927, een van
7 Juni 1928, van 23 Juni 1938 en 20 November 1938.
De heer FESKENS, betoogt dat in deze gemeente
inderdaad zeer slechte woning toestanden heerschen.
Door de verbetering van bestaande woningen te
stimuleeren en te steunen voorkomt men de
noodzakelijkheid van krotopruiming.Hij houdt dan
ook" een vurig betoog vm alle vormen van steun in
de kosten van verbetering van woningen zoo veel
irogelijk te potigsseeren, want het is £eter en
voordeeliger" te voorkomen, dan te genzen.
De heer B.VISSERS juicht de voorstellen van
Burgemeester en Wethouders tot onbewoonbaar-
verklaring op groote schaal van hartee toe.
vinaelijk hebben Burgemeester en Wethouders dan
de noodzakelijkheid ingezien van wat hij reeds
verschillende jaren bij zijne algemeene
beschouwingen betoogde, dat in de woning
toestanden hier met het scherpe mes moest worden
ingegrepen en dat hier halve maatregelen niet meer
hieluen. Vooral te Leur en te St.Willebrord is
er een gebrek aan goede-en goedkoope arbeiders
woningen met een huur, zoodanig, dat die uit het
nora&e bij steun of werkverschaffing uitgekeerde
bedrag, zonder al te groote bezwaren kan worden
betaald. Door de langdurige werkloosheid en den
gedaalden loonstandaard is de betaaloare huur voor
normale arbeidersgezinnen op heel wat leger peil
komen te liggen dan een tien jaar geleden.
In deze slechte en onhoudbare woningtoestanden
verbetering te brengen is de sociale taak van de
gemeente, hoe belangrijke finantieele offers dat
ook moge vergen.