166
De beer M.VERMUNT zou bet meer gewenscht achten om
bet subsidie voor het Wit Gele Kruis te verhoogen.
De Voorzitter: ook dit zou de Commissie kunnen
overwegen, ofschoon aan inwilliging van dit voorstel
het risico verbonden is, dat Ged. Staten het verhoogd
subsidie niet goedkeuren.
Hierna wordt bet nader voorstel van Burgemeester
en Wethouders om bet verzoek in handen te stellen
van de commissie voor de Finantien met algemeene
stemmen aangenomen.
lc) Nagekomen verzoek van C.F.Aartsen, landbouwer
te Leur, wijk H no.7^ om te voldoen aan zijn met
een opzichter van de Nederl.Heide Mij. aangegane
overeenkomst om alle uitkomende bagger uit de haven
op zijn perceelen te deponeeren.
De Voorzitter merkt op, dat Burgemeester en
Wethouders van deze overeenkomst niets bekend is
en dat een voor de gemeente zoo üadeelig contract,
waarvan ook den gemeente opzichter niets bekend is
toch minstens met het College van Burgemeester en
Wethouders moest ^ijn afgesloten.
Wel geeft spreker toe, dat de Heide Mij klagers
perceelen in zeer desolaten toestand met kuilen en
heuvels beeft achtergelaten en daarom is reeds te
voren door Burgemeester en Wethouders opdracht ver
strekt, dat het terrein in goede orde moet worden
opgeleverd.
Burgemeester en Wethouders stellen voor adressant
daarmede in kennis te stellen.
De heer R.VERMUNT is van meening dat verzoeker
C.Aartsen wel zoo pienter is, dat hij wel weet, dat
een overeenkomst, als waarover het hier gaat, niet met
een opzichter der Heide Mij. moet worden afgesloten,
doch dat hij daarvoor bij B. en W of den Raad moet
zijn.
De heer C.HENDRIKX mekkt op, dat men moeilijk het
bestaan eener overeenkomst kan ontkennen, wanneer men
de zaak ter plaatse in oogenschouw neemt» Immers
anders ande hadde men wel met &et begin of het einde
begonnen.
De Voorzitter acht dat niet juist; immers in den
beginne wilde geen landbouwer de bagger ontvangen en
later vocht men er om.
Oök de heer B.VISSERS is tot de conclusie
gekomen, dat er een overeenkomst moet zijn geweest,
al is het dan zeer zeker een overeenkomst te goeder
trouw geweest. Doch wat daarvan ook zij,de toestand
is zoo slecht, dat adressant alle reden tot klagen
heeft. Nu echter blijkt dat B en W deze zaak reeds
eerder onder de oogen hebben gezien, en aan de
billijke bezwaren willen tegemoet komen, acht hij
dat voldoende, te meer, wijl het voor den Raad
absoluut onmogelijk is een juist oordeel te bekomen
over hetgeen precies is overeengekomen en tusschen
wie die overeenkomst is gesloten.
Hierna wordt met algemeene stemmen overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten
dat het terrein behoorlijk moet worden opgeleverd en
dat dit zoo spoedig mogelijk moet gebeuren. Hiervan
mededeeling te doen aan adressant onder bijvoeging
van het feit, dat aan Burgemeester en Wethouders
niets van een overeenkomst bekend is.