115 MU loonen geleidelijk verlaagd en nu treft het hem diikwijls pijnlijk, dat een werklooze, wanneer hij eenigen tijd is werkzaam geweest in het vrije bedrijf tegen een loon dat slechts zeer weinig hooger ligt dan dat van de werkveeschaf- fing toch nog een of meer wachtweken moet maken, alvorens wederom in den steun of werk- gelegenheid te worden toegelaten. Spreker zou Burgemeester en Wethouders willen waarschuwen ten deze toch de grootste voorzichtigheid te betrachten en roept daartoe de uitefete clementie van het college in, vooral ook met het oog op -hij herhaalt het nogmaals- de inderdaad zeer verminderde koopkracht van onze Holi&ndsche gulden. 2e.Op de tweede plaats wil hij bespreken de MinistÈrieele circulaire van lb December 1935. Voor dien datum waren onze gestrafte werkloozen, uitsluitend aangewezen op het Burgerlijk Arm bestuur. Het is hem verre op te komen voor de gestraften, maar niemand zal het heam euvel duiden, wanneer hij wel opkomt voor de onschuldige vrouv/ en de nog meer onschuldige kinderen der gestraften. Na lezing van de waarlijk mooie ministereele circulaire had hij gedacht, dat nu ook in deze gemeente het steunbedrag der ge straften zou toenemen, omdat toch door de toe zegging van het Rijks subsidie, de kosten daarvan voor de gemeente zeer laag werden gehouden. Edoch, de uitvoering dezer regeling is in onze gemeente opgedragen aan het Burgerlijk Armbestuur en hij durft hier gerust te zeggen, dat ze, vermoedelijk wel precies daardoor, in deze gemeente zeer slecht en zeer ten nadeele van de gestaften en hunne gezinsleden wordt toegepast. Hij spreekt de hoop in deze uit, dat Burgemeester en Wethouders de uitvoering dezer circulaire in den vervolge op een meer soepele wijze zullen doen plaats hebben. 3e.De belangstelling van de Hooge Regeering voor onze arbeiders. Hij wil beginnen met uitdrukkelijk vast te leggen, dat het niet in het minst in zijn bedoeling ligt, een beschuldiging uit te spreken te en Burgemeester en Wethouders of den Raad. Maar geit is het, dat onze arbeiders de bijzondere belang stelling hebben van de H0oge Regeering, maar dai in zeer ongunstigen zi:fl»» Maar hoe die regeering er toe gekomen is te bepalen, dat een arbeider in deze gemeente niet meer dan H.A. grond mag hebben, wil hij in de organisatie oogenomen mogen worden en blijven, ontgaat spreker ten eenenmale, vooral waaner hij ziet, dat zulk een arbeider in stadsgemeenten als Breda, Ginneken, Roosendaal, doch ook in landelijke gemeenten als Gilze-Rijen, Rucphen enz. een grondbezit van ijr H.A. of precies tweemaal zpoveel mqffe^n bezitten. Is hier, vraagt preker, voor ons Dagelijksch Bestuur, geen reden om bij Zijne Excellentie, den Minister te intervenieeren? De VOORZI TER wenscht deze drie punten van den heer Govaers allereerst te beantwoorden.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1936 | | pagina 53