r 97 êC Voorts nam in 1935 Zijne Escellentie, de Minister van Binnenlandsche Zaken de beslissing dat de verhooging van lg$ der wedden en salarissen van het gemeente-personeel ongedaan moest worden ge maakt in verband met het imperatief voorgeschreven pensioenverhaal van 10$. Nadat echter was aangetoond dat deze korting van 1 fj, in deze gemeente zou voeren tot een laagte exces werd Burgemeester en Wethouders medegedeeld, dat Zijne Excellentie "hare bezwaren tegen de bezoldiging van het gemeente personeel meende te moeten intrekken". Ten slotte deelden de Ged Staten van Noord Brabant ons mede bij brief dd. 27 Jan.1926 G no.l4o dat de Minister van Binnenlandsche Zakefli kon in stemmen met de door Uwen Raad vastgestelde korting van 2van de op 1 Januari 1936 geldende salarissen van beide meer genoemde vaste ambtenaren. Voorts toont de Voorzitter aan de hand van staten aan, dat de bezetting der secretarie zeer krap is en ten dien opzichte dus groote zuinigheid wordt betracht, alsmede dat de salarissen van beide genoemde ambtenaren, niet alleen ten opzichte der rijksnormen maar ook ten opzichte van dezelfde functionarissen in andere gemeenten van ongeveer hetzelfde zielental veel ongunstiger zijn en "last not least" dat de begrooting 1936 kloppend is ook zonder vermindering van de salarissen van het vaste secretarie personeel. De heer GOVAERS wenscht handhaving van de verordening door den Raad in 1919 vastgesteld, waarop deze ambtenaren hun recht kunnen doen gelden. In 1935 is omtrent deze salarissen geen enkele verhooging vastgesteld, zij was een logisoh uit vloeisel van de bepalingen der verordening 1919. Spreker kan niet gelooven dat de Minister hiertegen bezwaren zal maken. Hij betwijfelt of de Minister omtrent de salarieering der secretarie ambtenaren en de geringe bezetting der gemeente secretarie bij een zmelental van boven de 10000 wel de juiste gegevens bekend zi. jn. De door den Voorzitter gememoreerde vorige beslissingen van de regeering xxksx staven hem in zijn meening, dat het door hem ingenomen standpunt juist is. De toegepaste rege— is niet van 1935 maar dateert van 1919 en daaraan moet men zich houden. De heer VISSERS zegt, dat ingevolge wettelijk voorschrift, de salarissen van het gemeente- personeel door den Raad in 1919 werden vastgesteld, waarbij voor het secretarie personeel het driekwart systeem werd toegepast. De Raad had daarbij de vooropgestelde bedoeling, dat, wanneer de secretaris door uitbreiding der gemeente, of vermeerdering van het aielental, vermeerdering van werkzaamheden maar ook vermeerdering*» van salaris zou krijgen, de vaste secretarie ambtenaren evenredig in salaris zouden stijgen omdat ook zij een evenredig deel der vermeerderde werkzaamheden voor hunne rekening hadden te nemen. Spreker acht dit alles zins billijk; hoe meer zielen een gemeente heeft, hoe meer werk. Toen het zielental dezer gemeente gedurende de laatste 3 jaren boven de 10000 bleef, werd het salaris van den secretaris op grond van de bepalingen van het Provinciaal Blad no.33 van 1928, automatisch verhoogd.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1936 | | pagina 35