- 4 - 9. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN EEN VERORDENING REGELENDE DE PROCEDURES VOOR DE TOTSTANDKOMING VAN PLANNEN OP HET TERREIN VAN WELZIJN Mevrouw Bot-Leensvaart vraagt of het jaarlijkse welzijnsplan voor een bepaalde tijd gereed moet zijn. De heer Traets zegt deze vraag niet te kunnen beantwoorden. Deze procedureverordening, welke een uitvloeisel is op de Welzijnswet, is eigenlijk een kader aan de hand waarvan een aantal plannen worden vastgesteld. Hij zegt toe te zullen navragen of dit aan een bepaalde tijdslimiet gebonden is. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 10. VOORSTEL TOT HET NEMEN VAN EEN BESLUIT OP GROND VAN ARTIKEL 63 WET OP HET BASISONDERWIJS Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 11. VOORSTEL TOT HET VOEREN VAN EEN RECHTSGEDING De heer Breure vindt het erg dat er met een inwoner van Dinteloord een rechtsgeding gevoerd moet worden. Indien de gemeente dit geding verliest zal dit een veelvoud aan kosten met zich brengen in verhouding tot de eis van de inwoner. Hij vraagt zich af wat de heer Van Steen aanvankelijk eiste en waarom er géén minnelijke schikking getroffen is. Spreker begrijpt niet waarom het college haar gelijk wil halen, terwij zij zelf in haar voorstel schrijft dat er met grondverzetmachines over het perceel van de heer Van Steen is gereden en dat er ter plaatse grond is gestort. De heer Bosch is het met de heer Breure eens en vraagt zich boven dien af welke onderhandelingen er gevoerd zijn en of de eis van de heer Van Steen financieel vertaald is. De heer Zijlmans meent na lezing van de stukken dat er helaas een rechtsgeding moet worden aangegaan met betrokkene. De heer Traets stelt dat er al veel besprekingen over deze kwestie hebben plaatsgevonden en dat dit helaas de laatste manier is om gelijk te krijgen.

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1989 | | pagina 64