De betrokken agrariër is van mening dat de gemeente direct dan wel
indirect schuldig is aan geconstateerde water- en structuurschade
op zijn perceel.
Uit zowel interne als externe (Grontmij) rapportages bleek dat de
aansprakelijkheid van de berokkende schade niet bij de gemeente
ligt. Het college meent dan ook uit principieel oogpunt een
rechtsgeding niet uit de weg te moeten gaan.
In eerste instantie heeft betrokkene gevraagd een sloot aan te
leggen zodat de waterafvoer gegarandeerd zou zijn. Vervolgens heeft
de gemeente de sloot achter de Prinses Marijkestraat geschoond, dit
vormde een onderdeel van de klachten van betrokkene. Niettemin
meent de heer Van Steen nu zijn recht te moeten halen via gerech
telijke weg.
De heer Breure stelt dat er destijds toch werkzaamheden zijn uit
gevoerd met zware machines op het land van betrokkene. Hij vraagt
zich af of het college wel ooit de intentie heeft gehad om de zaak
in der minne te schikken.
Hij stelt voor om toch te proberen de zaak in der minne te
schikken.
De heer Bosch stelt een arbitrage voor.
De heer Huisman is het met het voorstel van het college eens.
De heer Traets meent dat diverse malen geprobeerd is om door middel
van gesprekken tot een oplossing te komen. Gezien het feit dat er
geen oplossing gevonden is en de gemeente door betrokkene gedag
vaard is, acht hij het van belang dat het rechtsgeding gevoerd
wordt.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel
besloten.
VOORSTEL TOT BESTEDING SCHENKING SUIKER UNIE VESTIGING DINTELOORD
Mevrouw Van der Vorm-Knottnerus merkt op dat de fractie de volgende
bezwaren heeft tegen de vestiging van een kinderboerderij:
1. de gedachte van de schenker "van een passend en blijvend
geschenk te geven" wordt niet verwezenlijkt;
2. slechts een kleine meerderheid van de raad is voor deze aan
wending en ieder jaar komt er een last van 12.000,-- op de
begroting. De fractie vindt dit geen goed uitgangspunt. Zij
denkt dat dit niet de bedoeling kan zijn van de schenker.
3. zij meent dat er in een plattelandsgemeente als Dinteloord geen
behoeft is aan een kinderboerderij;
4. de situering van de kinderboerderij aan de Molendijk noemt zij
verre van ideaal en verkeersonvei1ig;
5. zij vraagt zich af of de continuïteit wel gewaarborgd zal zijn,
zoals in het voorstel te lezen staat. En waarom de gebouwen in
tien jaar in plaats van in vijf jaar worden afgeschreven.