- 11
BEROEP C.W.SMIT
TEGEN VERLEENDE
BOUWVERGUNNING.
18.
De heer Sturris vraagt of deze zaak dan ook weer terugkomt in de com
missie openbare werken.
De voorzitter zegt, dat dit het geval is.
De heer Traets vraagt zich af wat het argument van het college is om de
beslissing op het beroepschrift met 2 maanden te verdagen.
De voorzitter zegt, dat het college alsnog het voorstel van de heer
Boluijt in overweging wil nemen.
De heer Traets zegt, dat dit geen nieuw gegeven is en dat het in dit
geval alléén om de lengte van de erfafscheiding gaat.
De voorzitter zegt, dat de suggestie van de heer Boluijt door het colle
ge het overwegen waard wordt bevonden.
Hij zegt, dat het college de uniformiteit in deze voorop stelt.
De heer Traets zegt, dat het betoog van de heer Boluijt twee elementen
bevat. Ten eerste de lengte. De heer Boluijt is van mening, dat de schut
ting over de volle lengte van de achtertuin geplaatst mag worden. Het
tweede element ligt in de keuze van de te gebruiken materialen.
Spreker zegt, dat het naar zijn mening in het huidige voorstel van het
college alleen om de lengte van de erfafscheiding gaat, waarna in tweede
termijn alsnog over de materiaalkeuze gesproken kan worden.
De heer Breure vraagt de heer Boluijt te beamen, dat hij over de volle
lengte van de achtertuin een schutting wil.
De heer Boluijt zegt, dat hij inderdaad die mening is toegedaan, maar
dan onder bepaalde voorwaarden.
De voorzitter stelt voor de beslissing omtrent deze zaak met twee maan
den te verdagen.
De heer Schrumpf zegt, dat zijn fraktie omtrent het voorstel om te ver
dagen stemming vraagt.
Hierna wordt het voorstel van het college om de beslissing met twee maan
den te verdagen in stemming gebracht.
Voor het voorstel stemmen de leden: M.C.Sturris, G.Breure, A.de Feijter,
S.M.BierkensL.W.KoppenolP.J.Bo
luijt en J.C.Vriens.
Tegen het voorstel stemmen de leden: J.J.M.Traets, L.G.Huijzers-de Geus,
G.K.M.Schrumpf en A.A.v.d.Wiele.
De voorzitter stelt vast dat het voorstel van het college om de beslis
sing met twee maanden te verdagen met 7 tegen 4 stemmen is aangenomen.
Een voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 oktober 1983 om het
door de heer C.W.Smit tegen de voorwaardelijke bouwvergunning ingestelde
beroep ongegrond te verklaren.
De heer Breure zegt de indruk te hebben, dat dit een zaak is tussen de
heer Smit en de bouwvereniging en vraagt zich derhalve af waarom van de
gemeenteraad verlangd wordt hierin een uitspraak te doen.
De voorzitter zegt dat de gemeenteraad wel een beslissing moet nemen,
omdat de heer Smit in beroep is gegaan bij de gemeenteraad tegen een
door het college van burgemeester en wethouders aan hem verleende bouw
vergunning. Daarnaast kan de eigenaar van het perceel ook nog zijn eisen
stellen, hetgeen hier overigens geheel buiten staat.
12