-36-
worden in de zgn. plaats-gebonden woningbehoefte.
Dat houdt in woningen voor mensen die ter plaatse
zijn opgegroeid; mensen die er al langer dan 10 jaar
wonen; vroegere autochtonen die naar hun plaats terug
willen en mensen die sociale of economische bindingen
hebben.
Voor een gezond verenigingsleven, een florerende midden-
11 stand, het dienstverlenend ambacht; goede scholen,
rendabele gemeenschapshuizen, aanvaardbare cul-
turele voorzieningen, frequenter openbaar vervoer, voor
dit alles is het van belang dat de ingezette ontwikke-
ling door een nieuw Streekplan niet bruut wordt afgeremd.
Bijna alle gemeenten in West-Brabant hebben al felle
kritiek geuit op dit punt en nu is het de vraag of pro-
vinciale staten gehoor geeft aan onze wensen.
Men zegt wel, "er zal rekening worden gehouden met de
wensen van de afzonderlijke gemeenten", maar ik heb daar-
over mijn twijfels.
Onze fraktie is van plan om (zoals in Steenbergen is ge-
beurd) een motie in te dienen waarin de indeling van
dorpen en gemeenten in groeiklassen wordt afgekeurd en
met de vraag om een onderzoek in te stellen bij alle ge-
meenten naar de leefbaarheid en behoeften".
De heer de Visser is het in grote lijnen met het betoog van
de heer van der Wiele eens.
In principe vindt hij het gehele streekplan een aanfluiting
Het is een kostbaar plan, wat in 1980 ter hand genomen moet
worden
Het huidige streekplan is nog maar 8 jaar oud en als men
kijkt wat daarvan terecht is gekomen» dan is dat een belache
lijke zaak.
Hij vreest, dat wanneer men enkele jaren met dit streekplan
werkt, alle situaties in het land weer veranderd zullen
zijn en er zal dan weer een nieuw streekplan moeten komen.
Als hij ziet wat de kosten van voorbereiding e.d. zijn, dan
vraagt spreker zich af waar men mee bezig is.
Ook de groeiklasse-indeling vindt spreker onjuist en hij
staat volledig achter de motie van de P.v.d.A.-fraktie.
De voorzitter antwoordt, dat het rapport door ambtenaren is
geschreven. Over 10 jaar zijn er weer andere ambtenaren die
zo'n verhaal gaan schrijven. Vergelijkt men het streekplan
van 1970 met het nu aan de orde zijnde streekplan, dan komt
hij tot de konklusie dat men een geheel ander beleid wil
gaan voeren met dezelfde gemeenten.
Daarop kan een gemeente niet inspelen en dit wordt voor een
gemeente een onhoudbaar en ondoorzichtig beleid.
Spreker verwacht, dat het verhaal niet zal uitpakken zoals
het nu geschreven is, omdat de inspraak toch wel iets zal
uitwerken.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna het voorstel aan
genomen
-37-