-35-
Het is zoals men stelt: eerst een aanwas tot 6.000 a
7.000 inwoners tot 1980 en nu abrupt er een einde aan
maken en pas op de plaats.
Dat is op zijn zachtst gezegd een wisselvallig beleid
voeren.
Het ging volgens de nota om een keuzemogelijkheid tus-
sen een drietal gemeenten t.w. Fijnaart, Klundert en
Dinteloord over een aanduiding van klasse 2 of 3;
Fijnaart kreeg groeiklasse drie.
Hoe men komt op de gedachte om het verzorgingsniveau van
fijnaart hoger te stellen dan in Dinteloord, dat is voor
ons een vraagteken.
De praktijk wijst uit dat Dinteloord de laatste jaren
in 1977 113 inwoners er bij kreeg en in 1978 120 meer
en dat Fijnaart een negatief saldo had; dat betekent
dat Dinteloord beter in de markt ligt bij de mensen
die willen verhuizen.
Deze nota gaat er met stelligheid en zonder nader onder—
zoek vanuit, dat de verwachting zal zijn, dat het ver-
11 trek in de dorpen zo groot zal zijn, dat er voldoende
woonruimte vrijkomt voor de plaatsgebondenenzodat de
groeiklassen passen binnen de genoemde uitspraken.
Maar de verwachting van gedeputeerde staten kan wel eens
anders uitpakken nl. dat juist enkele kleine kernen
groeien en dat de keuze-groeisteden achterblijven.
11 De Vrije Universiteit heeft naar deze materie een onder-
zoek ingesteld en kwam tot de konklusie, dat de groei-
11 steden niet meer vol raken.
Voor ons had op dit punt geen bijstelling van het Streek-
plan behoeven plaats te vinden; het oude Streekplan was
voor wat dit punt betreft een goed plan.
Het had voor wat ons en de meeste dorpen betreft, pas
herzien moeten worden als er een duidelijke verandering
was gekomen in de gegevens, zoals b.v. een tweede
nationale luchthaven, maar dat schijnt nu gelukkig van de
baan te zijn volgens een (niet) geheime nota van de
staatssekretaris
Het platteland van West-Brabant wordt met deze indeling
van groeiklassen fors in zijn leefbaarheid aangetast
M en het wekt de schijn, dat er weinig aandacht aan is
geschonken bij het samenstellen van deze nota.
Men had er beter aan gedaan eerst een onderzoek in te
stellen naar de leefbaarheid en aandacht voor woningbe-
hoefte en werkgelegenheid.
Op zich vind ik het systeem van groeiklasse-indeling
zoals de provincie dat nu wil, geen goede zaak.
Het al of niet groeien van een kleine gemeente moet niet
afhankelijk worden gesteld aan rekenkundig optellen.
Het wel of niet groeien moet zijn gebaseerd op de werke-
lijke behoefte.
En wij hebben behoefte aan een langzame groei van zo
ongeveer 100 bewoners extra per jaar. Daar zijn ook onze
11 voorzieningen op gebaseerd.
Niet om overloop vanuit de randstad op te vangen en ook
niet voor versterkte groei, maar op de eerste plaats te
letten op het aspekt leefbaarheid en vanuit die leef-
baarheid moet er in landelijk gebied voorzien kunnen
-36-