Nu wordt voorgesteld om de bestemming niet te wijzigen in detailhandel, maar te handhaven als "garagebedrijf". Daarna moet het pand aangekocht worden en dan moet de bestemming weer worden gewijzigd in "woningbouw". Nu kan de bestemming nog niet worden gewijzigd, omdat de heer van der Giesen dan belemmerd zou worden in zijn zaakvoering. Spreker herhaalt, dat, alvorens een beslissing te nemen, eerst met de heer van der Giesen gesproken moet worden. De voorzitter antwoordt, dat dit voorstel in beginsel het zelfde voorstel is als dat van de heer Maris. De raad heeft een beleid uitgestippeld bij het vaststellen van het gewijzigde komplan. Dit beleid houdt in, dat de winkels geconcentreerd zouden worden in de kom der gemeente d.w.z. langs de Kreek en rondom het Raadhuisplein en de twee daarop aansluitende straten. Gestreefd zou worden om voor de schil daaromheen, zoveel mogelijk tot woningbouw te komen. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan "Oranjewijk" is rekening gehouden met het feit, dat aan de Wilhelminastraat een garagebedrijf was gevestigd. Het was zelfs de bedoeling tijdens de ter-visie-legging van het plan, dat ter plaatse het garagebedrijf zou blijven gevestigd. Daarom is op die plaats de bestemming "garage" gelegd. Spreker vervolgt, dat het de heer van der Giesen is gebleken, dat een garagebedrijf aldaar niet goed te runnen is vanwege ruimtegebrek in en rondom het gebouw. De heer van der Giesen heeft naar andere mogelijkheden gezocht en een mogelijkheid is om daar een winkel te vestigen. De voorzitter zegt, dat wanneer de raad tegemoet wil komen aan de wens van de heer van der Giesen, hij zich laat afdringen van de algemeen gevoerde beleidslijn, die hij zelf heeft vast gesteld. Uit planologisch oogpunt bezien is een winkel aldaar, die veel publiek gaat trekken, een onding. Wanneer de raad hiertoe besluit, wordt daar een onmogelijk punt geschapen, omdat een supermarkt veel auto's aantrekt. Ter plaatse is dat onmogelijk, omdat er alleen maar nauwe, straten zijn en bovendien zijn in de omgeving 2 kleuterscholen en 1 lagere school gevestigd. De voorzitter vindt dit een belangrijke overweging. Bovendien meent hij, dat de raad zich niet van zijn beleid moet laten afdringen. Evenals bij het bestemmingsplan voor het buiten gebied, waar het gaat om het belang van één boer, gaat het hier om het belang van één ondernemer. Spreker wijst voorts op de ingewonnen adviezen van de stede- bouwkundige, van de heer Kruitman en van het C.I.M.K. Daaruit is gebleken, dat bedrijfs-economische argumenten evenzeer een rol spelen. Het zou niet verstandig zijn om nog een supermarkt te vestigen, wil men de middenstand gezond houden en zelfs sterker maken. Het is nu eenmaal zo, dat de middenstand enorm gebaat is, wanneer alle winkelvestigingen bij elkaar in de buurt liggen. De voorzitter zegt vervolgens, dat ook gedeputeerde staten een oordeel zullen vellen over dit bestemmingsplan.

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1978 | | pagina 66