-4- MDe subsidiëring van het plaatselijke vormings- en "ontwikkelingswerk voor volwassenen is per 1 juli 1976 "geregeld in een rijksbijdrageregeling. In deze regeling "wordt de eerste verantwoordelijkheid voor dit werk bij "de gemeentelijke overheid gelegd. Dit betekent, dat al "het plaatselijke vormings- en ontwikkelingswerk, waar door tot nu toe geen wettelijke of rijkssubsidieregeling "gold, voor zijn subsidiëring primair afhankelijk is ge- "steld van zijn gemeentelijke (en eventueel provinciale) "overheid. De gemeente kan echter van rijkswege een bij drage ontvangen in het door haar verleende subsidie. Om "voor een rijksbijdrage in aanmerking te komen zal de "gemeente een plan en een programma van edukatief werk "voor volwassenen moeten vaststellen (zogenaamd edukatief "plan) "In het plan moet worden aangegeven op welke wijze door "een samenhangend patroon een sociaal-kulturele en edu catieve voorzieningen een gevariëerd aanbod aan vor- "mings- en ontwikkelingswerk en onderwijs voor volwasse- "nen kan worden gerealiseerd teneinde aan de edukatieve "wensen te voldoen. Onderdeel van het plan vormt een "inventarisatie van het edukatieve werk voor volwassenen "in de gemeente. "Voorts moet in het plan worden aangegeven: "- op welke wijze/in welke mate in de behoefte aan vor- mings- en ontwikkelingswerk en onderwijs voor volwasse- nen kan worden voorzien door bestaande instellingen en groepen op sociaal-kultureel en edukatief terrein en welke nieuwe initiatieven nodig zijn "- welke prioriteiten worden gesteld en op welke wijze de financiering van de in het plan opgenomen voorzienin- gen zal (kunnen) plaatsvinden "- op welke wijze het overleg met betrokkenen gestalte heeft gekregen. "Het plan heeft (vooralsnog) een bredere focus - alle "aktiviteiten en initiatieven in de kontekst van "perma- ""nente edukatie" - dan het werk dat in de rijksbijdrage- "regeling is begrepen. "Ook met betrekking tot het jaarprogramma geeft de rege- "ling aan dat het door de gemeenteraad dient vastgesteld. "Bij de voorbereiding van plan en programma moet zowel "met de betrokken instellingen en groepen als met de be srokken bevolking overleg wordengepleegd. De wijze waar- "op dit overleg plaatsvindt wordt aan de gemeente overge- "laten. "In de algemene toelichting worden enkele criteria genoemd "die bij beoordeling van plannen en programma's (en dus "toekenning van bijdragen)zullen gelden: -5-

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1978 | | pagina 4