NOTULEN van de openbare vergadering van de raad der gemeente
Dinteloord en Prinsenland, gehouden op dinsdag 5 september 1978
's avonds om 7.30 uur.
Aanwezig: F.Hulshof, G.M.G.J.M. van Steen, I.A.Buscop, S.M.
Bierkens, A. de Feijter, J.J.M.Traets, L.G.Huijzers -
de Geus, J. de Visser, A.A. van der V/iele, M.C.Sturris
J.M.C. Coppens.
Voorzitter: de heer H.D.W.Boven
Sekretaris: de heer N.Littooij
1. De voorzitter opent de vergadering door voorlezing van het
formuliergebed
2. Na voorlezing door de voorzitter van de wettelijke voorge
schreven formule leggen de heren van Steen, Traets, de Feijte]
Bierkens, Buscop, Sturris, Coppens, de Visser en mevr.
Huijzers-de Geus achtereenvolgens de zuiverings- en ambtseed
af.
Na voorlezing door de voorzitter van de wettelijke voorge
schreven formule leggen de heren Hulshof en van der Wiele
de zuiverings- en ambtsbelofte af.
De voorzitter wenst de gekozen en thans beëdigde raadsleden
geluk. De meesten hebben ook de vorige zittingsperiode van de
raad meegemaakt en spreker meent te mogen stellen, dat in die
zittingsperiode de raad goed en vruchtbaar heeft gewerkt.
Ondanks enkele strubbelingen en kleine stormpjes meent spre
ker, dat de verhoudingen tussen de raadsleden goed geweest
zijn en gebleven.
Hij verwacht, dat in de nu aangebroken zittingsperiode, die
volgens hem moeilijker zal zijn dan de vorige, gezien de vele
problemen die zich zullen aandienen;door de nieuwe raad goed
en vruchtbaar zal worden gewerkt en dat ook de onderlinge
verhoudingen goed zullen blijven.
De voorzitter heet de nieuwe leden, de heren Coppens en
Traets hartelijk welkom. Hij heeft met beiden al eens een ge
sprek gevoerd.
Bij die gesprekken is bij hem een uitspraak van prof. H.
Bavinckin gedachten gekomen, tw."Politiek is een hoge,
schier heilige zaak".
Spreker meent, dat de man van de straat achter deze uitspraak
een vraagteken zal zetten en helaas is dat soms wel terecht.
In de politiek wordt niet altijd heilig met de mensen en de
zaken omgegaan. Voorbeelden daarvan hoort en ziet men dage
lijks. De voorzitter vervolgt, dat wil men de mensen bij de
zaken betrekken, men ze eerst belangstelling bij moet brengen.
Hij heeft de indruk, dat het wel eens aan die belangstelling
ontbreekt.
Spreker weet, dat de heren Coppens en Traets en ook hijzelf
v/el eens moeite hebben met de uitspraak van Prof. Bavinck.
In zijn jonge jaren verdedigde hij die stelling met over
tuiging. Dat zou hem nu niet meer zo gemakkelijk afgaan. Hij
heeft het gevoel, dat in de na-oorlogse periode het politieke
bedrijf aanzienlijk harder is geworden. Hij denkt, dat de