"Verder vind ik het van wethouder Buscop niet erg ele
gant, toen Bolluijt bij de heer Buscop ging vragen
"waarom hij geen vergunning kreeg, dit aan F.Hulshof
"lag, daar deze bezwaar gemaakt had tegen de bouw van
"dergelijke afrasteringen. Nogmaals, ik vind het geen
"rnooi gezicht, maar de gemeente-verordening is toch niet
"gewijzigd, dus v/aarom krijgt Bolluijt dan geen toestem-
"ming?
"Graag zou ik ook van wethouder Buscop willen weten,
"v/aarom hij zonodig de schuld op mij wil steken, dat
"dergelijke aanvragen afgewezen worden.
"Tot slot vraag ik het college danook, alsnog de heer
"Bolluijt de door hem gevraagde vergunning te verlenen".
De heer Buscop antwoordt, dat het niet erg elegant zou
zijn om de schuld op de heer Hulshof te schuiven.
Spreker heeft nimmer tegen de heer Bolluijt gezegd, dat
burgemeester en wethouders -el een vergunning zouden
willen verlenen, maar dat de heer Hulshof dat niet wil.
Spreker benadrukt, dat hij zoiets nooit heeft gezegd.
Bovendien is het verlenen van een bouwvergunning een
taak van burgemeester en wethouders en niet van de raad.
Een lid van het college van burgemeester en wethouders kan
danook nooit zoiets zeggen.
De heer Buscop heeft wel de naam van de heer Hulshof
genoemd. Hij heeft de heer Bolluijt gezegd, dat het
college niet meer zo vóór het verlenen van bouwvergun
ning is, omdat, wanneer men op de galerij van de flat
vóór de woning van de heer Hulshof staat, het meer op
een getto lijkt dan op een mooie woonwijk.
Het is geen moment bij de heer Buscop opgekomen om de
heer Hulshof te beschuldigen en hij neemt aan, dat een
en ander op een misverstand berust.
De heer Hulshof zegt, dat er een ander facet om de hoek
komt kijken. Wanneer de hoekbewoners een schutting aan
de buitenzijde plaatsen, dan mogen de tussenbewoners
ook een schutting plaatsen.
De heer Buscop herhaalt nogmaals, dat hij de naam van de
heer Hulshof wel heeft genoemd, maar. niet op een beschul
digende wijze.
Wat betreft het plaatsen van schuttingen, zegt spreker,
dat dit een zaak is van de bouwvereniging en hij verzoekt
de heer Bierkens, in zijn kv/aliteit van voorzitter van
die vereniging, te antwoorden.
De heer Bierkens zegt, dat de bouwvereniging in het ver
leden toestemming verleende voor het plaatsen van schut
tingen. Meestal waren deze schuttingen niet zichtbaar
vanaf de weg.
In het onderhavige geval is dat anders en hij vindt een
betonnen schutting, welke vanaf de weg te zien is, geen
fraai gezicht.
Anderzijds is de bouwvereniging zich gaan beraden over
de noodzaak van het plaatsen van schuttingen. Spreker
meent, dat daarmee niet kan worden doorgegaan en door de
bouwvereniging is danook een halt toegeroepen aan deze
schuttingen.
De heer Hulshof zegt, dat zijn naam is genoemd. Hij is
het met de heer Bierkens eens, dat al die schuttingen
geen fraai gezicht is.
Het ie bij hem overgekomen dat, v/anneer een hoekbewoner