De voorzitter antwoordt het volgende:
Door ons is inderdaad kennis genomen van de mogelijkheden
die de directrice van de provinciale bibliotheekcentrale
ons heeft medegedeeld om te komen tot een vaste biblio
theekvoorziening in onze gemeente. Twee mogelijkheden
werden daa.rbij genoemd:
1, een door het rijk erkende openbare bibliotheek voor een
gemeente van 5000-7000 inwoners;
2. een niet door het rijk erkende uitleenbibliotheek.
Realisering van de sub 1 genoemde mogelijkheid is in het
kader van de bezuinigingsmaatregelen van de zijde van het
ministerie van C.R.M, de eerste 5 10 jaar niet mogelijk.
De rijksbijdragen worden zeer beperkt beschikbaar gesteld
en alleen al in Noord-Brabant zijn er 25 gemeenten die
groter zijn dan Dinteloord en nog geen"~openbare biblio
theek bezitten. Zou het rijk wel subsidie'ren, dan zou op
basis van het kostenpeil 1976, voor 1977 het voor rekening
der gemeente blijvende deel der kosten 110,000,be
dragen.
Een uitleenbibliotheek wordt niet door het rijk gesubsidi
eerd. De gemeente moet zelf de kosten dragen, bestaande uit
de jaarlijkse lasten van het neer te zetten gebouw en het
exploitatie-tekort van de bibliotheek.
Op basis van het kostenpeil 1976, zal het jaarlijks ex
ploitatie-tekort 37.500,bedragen, exclusief de
lasten van het geTöouw en de kosten van verlichting, ver
warming, water en onderhoud.
Omdat in de gemeente-begroting voor 1976 de voor realise
ring van de uitleenbibliotheek benodigde ruimte ontbrak en
de begroting voor 1977 wat meer mogelijkheden zal bieden,
is door ons op de door de gemeenteraad vast te stellen
prioriteitenlijst van in 1977 te verrichten investeringen
ook de uitleenbibliotheek geplaatst.
Wij stellen ons voor om in de januari-vergadering u deze
lijst te kunnen aanbieden, daarbij aan de gemeenteraad de
keuze latend.
De voorzitter heeft onlangs nog een gesprek gehad met mevr.
Kessel, directrice van de bibliotheekcentrale. Gebleken is
daarbij, dat de nood in deze gemeente wel erg hoog is ge
stegen. Spreker heeft haar eenzelfde antwoord gegeven als
nu aan de heer Hulshof.
Niets meer te behandelen zijnde
en niemand meer het woord verlangende
sluit de voorzitter de
De voorzitter, D