-22- Dit is ook de reden, waarom aan een aantal instanties is gevraagd om een oordeel te geven over dit plan, waaronder niet de gemeenten zijn begrepen. Door de mi- 'nister is niet gevraagd aan de gemeenten om over dit plan een oordeel te geven. Gedeputeerde staten van Noord-Brabant hebben dit wel gewild, maar dat is eigen lijk niet goed mogelijk geweest vanwege de beperkte tijd, die zij tot hun beschikking hebben gekregen. Spreker vindt in het geheel van de zaak ook een bij zondere merkwaardigheid, dat dit plan nu ineens er zo vlug mogelijk moet worden doorgedrukt. Hij vindt dit onbegrijpelijk. Temeer, daar dit eigenlijk een afbre king is van de lijn die tot eind vorig jaar met be trekking tot de problemen gold. Deze problemen waren: a. dat de gemeenten komen te zitten met grensover schrijdende belangen, die er toe geleid hebben, dat gemeenten met elkaar stads- en streekgewesten zijn gaan formeren. Dit is stukgelopen doordat de be staande wetgeving in onvoldoende mate de mogelijk heid biedt om deze stads- en streekgewesten tot ontplooiing te brengen. b. de centralisatie. Dat is dus, dat in onze, op papier nog steeds gedecentraliseerde eenheidsstaat steeds meer van bovenaf wordt geregeld, zodat een vergaand centralisme zijn intrede in ons staatsbestel heeft gedaan. Dit zijn twee problemen, die aan de orde zijn en waar op in het concept antwoord wordt gegeven. De voorzitter zegt, dat volgens de meeste schrijvers over dit plan, de 26 mini-provincies te klein zijn om het streven naar de decentralisatie op te vangen, maar dat ze anderzijds te groot zijn voor het opvangen van de problemen van de gemeentebesturen. Spreker vindt het merkwaardig, met het oog op die pro blemen, dat de minister zijn eigen visie ondermijnt door te zeggen, dat het getal van die 26 provincies voor hem geen heilig getal is. Dit wijst er voor de voor zitter op, dat alles niet zo serieus is overwogen,Naar zijn mening zou de minister dan niet tot zo'n uitspraak komen. De voorzitter vindt, dat de gemeente vanuit haar eigen ervaring zo'n plan moet bekijken. Gezien zijn ervarin gen in een gemeente als Dinteloord, en ook elders in Nederland wordt hierover zo gedacht,möet men voor zichtig zijn met het laten verdwijnen van hetgeen bestaat. In het plan wordt niet gesproken over hetgeen gaat gebeuren, als dit plan doorgaat. De minister heeft hier niets over gezegd, alleen gesproken over een grootscheepse herindeling. De heer Thomassen heeft in zijn artikel gezegd, dat het gemeenten moeten worden over een zo grote oppervlakte als waar die samenhang te merken is in het maatschappelijk leven. Dat zouden dan gemeenten worden ongeveer zo groot als een gewest, want die gewesten zijn gevormd over gebieden waar die samenhang openbaar is geworden. De heer van der Wiele interrumpeert de voorzitter en zegt, dat de heer Thomassen dit ook niet weet. De voorzitter beaamt dit, maar zegt, dat dit juist zijn bezwaar tegen het betoog van de heer van der Wiele

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1975 | | pagina 143