De voorzitter treft dit ook aan in het betoog van de heer van der Wiele. Hierin zegt de heer van der Wiele, dat hij het niet eens is met de heer Festen, maar op één punt is hij dat wel n.l.dat men niet een uniform profiel voor gemeenten en provincies in het gehele land kan gaan hanteren. Spreker zegt, dat dit nu juist wel de bedoeling is en dat de minister hiernaar streeft. Wanneer de heer van der Wiele het daarmee niet eens is, dan tast hij het wezen van het concept aan. De voorzitter treft dit vaak aan in verhalen, waarin men enerzijds akkoord gaat met het concept en ander zijds op bepaalde punten kritiek uitoefent. Dat zijn dan vaak zaken die de essentie van het plan betreifen. Spreker vervolgt, dat de heer van der Wiele en met hem, de heren Hulshof en Migchielsen^qstellen dat zij op deze conceptie hebben gewacht, difriet je van het De heer de Gaay Fortman gaat straks als een tweede Thorbecke de geschiedenis in. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Hulshofy dat de heer de Gaay Fortman een politiek geestverwant is van de voorzitter, antwoordt deze, dat hij het voor wat dit concept oneens is met de heer de Gaay Fortman. De voorzitter concludeert, dat de P.v.d.A.fraktie akkoord gaat met dit concepthoewel in dit plan de grootscheepse gemeentelijke herindeling niet is opge nomen. Daar weet men niets van. Ook weet men niet met welke normen deze grootscheepse herindeling zal worden doorgevoerd, terwijl dit een wezenlijk onderdeel is van het concept. De P.v.d.A.-fraktie slikt dus iets, zonder dat het plan compleet is. Spreker vervolgt, dat er nog meer aan het plan ont breekt n.l. de financiële verhouding tussen rijk provincie gemeenten is nog niet geregeld; de finan ciële gevolgen van de uitvoering van deze conceptie is nergens vermeld. Ook de overgangsregeling is niet ver meld. Spreker vindt dit belangrijke zaken en zou deze zaken eerst willen weten, alvorens een beslissing te nemen. De voorzitter zegt, dat dit plan door de heer van der Wiele is gekenschetst als een stukje wetgeving voor wat de bestuurlijke organisatie van Nederland betreft, dat op hetzelfde niveau staat als de wetgeving van Thorbecke in de vorige eeuw. Spreker is het daarmee wel eens, want er is nog nooit zo veel gedokterd aan het bestuurlijk bestel als nu het geval is. De voorzitter vindt dit concept een belangrijke zaak, zoals er meerdere zaken zijn. Hij denkt hierbij aan de vestiging van een tweede nationale luchthaven. Het Kabinet besloot om dit te gaan doen met inschakeling van de zgn. planologische kernbeslissing. Dit betekent dat de regering een voornemen zal publiceren, waarop iedereen kan oordelen, voordat dit plan in de vorm van voorstellen in de Kamer wordt gebracht. Het Kabinet heeft dit met betrekking tot het concept niet gedaan, hoewel er van verschillende zijden op aan is gedrongen. -22-

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1975 | | pagina 142