-20-
Dit betekent, dat een vertegenwoordiger, staande de
vergadering zijn mening moet kunnen en mogen formule
ren en vaststellen. Dit zelfde geldt uiteraard ook
voor de streekgewestraadsvergaderingen. De afgevaar
digden moeten zonder last of ruggespraak van hen die
benoemen, kunnen handelen.
De voorzitter concludeert vervolgens, dat de heer
Sturris en de heer de Visser, zich akkoord verklaren
met het op blz.7 van het prae-advies gestelde voor
stel, zij het dan, dat de heer Sturris zich nogmaals
uitspreekt tegen gewestvorming.
Spreker zegt, dat de punten a t/m e van het prae-
advies, niet de formulering is van burgemeester en
wethouders, maar dat is aangesloten bij de door de
gewestraad vastgestelde formulering. Dit is een onder
linge afspraak tussen de aangesloten gemeenten.
Aan deze formulering is alleen punt e toegevoegd, hoe
wel dit ook te vinden was in het stuk van het streek-
gewest.
De voorzitter gaat hierna over tot beantwoording van
het betoog van de heer van der Wiele. In dit betoog
ontmoet hijevenals in de stukken van de bewindslie
den, die het concept hebben opgemaakt, dezelfde pun
ten n.l.dat het geheel zo slecht op elkaar klopt.
Onlangs heeft in het blad van de V.N.G. een artikel
gestaan van de heer Thomassen, oud-burgemeester van
Rotterdam. Boven dit artikel stond"Zegmaarja tegen
de mini-provincie, mits
De heer Thomassen was het dus eens met het concept,
maar had enkele bezwaren, die hij in dit artikel om
schreef.
De voorzitter konkludeert uit deze bezwaren, dat de
heer Thomassen het verhaal op zich ondermijnt. Spreker
geeft hiervan een voorbeeld. In het concept van de
minister staat dat de zorg van de havens wordt afge
nomen van de gemeente Rotterdam. Deze zorg gaat over
naar de provincie die daar komt te liggen.
In het concept is dit een zaak van wezenlijk belang.De
heer Thomassen is het daarmee helemaal niet eens en
zegt, dat de zorg voor de havens bij de gemeente moet
blijven.
Spreker herhaalt, dat dit een zaak van wezenlijk belang
is, omdat het streven erop gericht is, met het oog op
de financiering van de lagere publiekrechtelijke licha
men, tot een zo uniform mogelijk stelsel te komen.
Men wil gemeenten, voor wat betreft de grootte, gelijk
maken; de kleinere gemeente moet dus verdwijnen, maar
men wil ook tot een gelijk takenpakket voor die gemeen
ten komen. Dit zelfde geldt ook voor de provinciesdie
er moeten komen.
De achtergrond hiervan is, dat men met een simpele
financieringsregeling, de gemeenten en de provincies
kan voeden. Men is dus op dat gebied van bijzondere
regelingen af. Het is op dit punt duidelijk de bedoe
ling om tot een heel simpele, gestroomlijnde opzet te
komen
Als de heer Thomassen dus stelt, dat de haven terug
moet komen bij de gemeente, dan is dit eigenlijk een
aantasting van de essentie van dit plan.
-21-