Het is u bekend, burgemeester Boven, dat het openbaar
bestuur op alle fronten momenteel een fundamentele ontwikke
ling doormaakt. Ingrijpende veranderingen hebben plaats ge
vonden en vinden nog plaats. Niet alleen in het openbaar
bestuur, maar in alle sektoren van de samenleving, om de oude
trits maar te memoreren, in kerk, staat en maatschappij.
De verhoudingen tussen de mensen onderling, tussen de
burgers en het openbaar bestuur maken een evolutie mee. Deze
ontwikkeling, die soms stormachtig gaat, omschrijft men wel
als democratisering van het bestuur, als inspraak en betrokken
heid het bestuur, als participatie in het bestuur.
Bestuur is evenwel een zaak van mensen, uitgeoefend door
mensen, door onvolmaakte, door feilende mensen. En van deze
mensen hangt het af hoe het bestuur zich ontwikkeld en mani
festeert
U, burgemeester Boven, bent nu geroepen om in deze evolu
erende tijd, met de bestuursorganen, de raad en het college
van burgemeester en wethouders, leiding aan dit bestuur te
geven.
De gemeente verwacht een man met een wijs en voorzichtig
oordeel, aan wie het gegeven is om zonodig doortastend op te
treden en aan wie het nemen van objectieve, weloverwogen be
slissingen niet vreemd is.
Vanuit uw principiële achtergrond kunnen wij weten, dat u,
die het ambt van burgemeester der gemeente Dinteloord en
Prinsenland hebt geambieerd, u gesterkt weet door de weten
schap, dat in het verbond, dat op 16 mei 1974 is gesloten
tussen u en onze gemeente^omdat ook naar uw principiële over
tuiging de overheid een dienaresse van God is. Moge het U gege
ven zijn onder biddend opzien tot Hem uw ambt in deze gemeente
te aanvaarden.
Tot slot nog een enkel woord tot u, mevr.Boven.
U mag het gerust weten, dat in het door de gemeenteraad
geformuleerde profiel van de nieuwe burgemeester, ook zijn
vrouw een plaats heeft gekregen. Want het representatieve
karakter van het burgemeestersambt zou - naar 's raads oordeel -
voor een goed deel teloor gaan, wanneer zijn vrouw daaraan niet
deel nam.
Nergens in de Nederlandse wetgeving wordt gesproken over
de vrouw van de burgemeester, noch over haar rechten, noch over
haar plichten, al heb ik wel eens van vergaderende burgemeesters
vrouwen een hartekreet gelezen om voor hun aandeel in de
representatieve taak van het burgemeestersambt niet alleen met
lovende woorden te worden gewaardeerd.
Zoals ik reeds eerder mededeelde, is uw roem u in dit op
zicht vooruitgesneld.
Ik hoop van harte, mevr.Boven, dat u door het actieve
kontakt met de burgerij, u spoedig een plaats in onze gemeen
schap zult weten te verwerven.
Ik wil nu overgaan tot datgene, waarvoor wij vanmorgen hier
in deze buitengewone raadsvergadering bij elkaar zijn n.l. tot
de officiële installatie van de heer Boven tot burgemeester
onzer gemeente en tevens tot voorzitter van de gemeenteraad,
van het gemeentebestuur.
Hiertoe mag ik u dan, burgemeester, het teken van deze
waardigheid, de ambtsketen omhangen en u de voorzittershamer
overhandigen.
Moge de God aller genade uw werk in en buiten onze gemeente
met Zijn zegen kronen.
7 de Grote Derde eveneensaanwezig is, _4_