De heer van der Wiele heeft het verslag van de "stichting
jeugd- en jongerenservice" gelezen en daaruit geconclu
deerd, dat het werk van deze stichting, n.l. de opvang
van de jeugd, duidelijk in een behoefte voorziet. Deze
stichting werkt pro deo en heeft danook de steun van de
gemeente nodig. In het voorstel staat vermeld, dat het
geen gemeentebelang isomdat geen namen van mensen uit
deze gemeente worden genoemd. Het zou best kunnen, dat de
jeugd uit deze gemeente hier profijt van heeft of dat dit
in de toekomst gebeurt.
Het bedrag, dat gevraagd wordt door de stichting, vindt
spreker nogal hoog.
De heer van der Wiele zou een kleine subsidie willen ver
lenen om de stichting te steunen. Hij denkt hierbij aan
een bedrag van 400,a 500,
De heer Coppens is het grotendeels met de heer van der
Wiele eens. Uit informaties weet de heer Coppens. dat deze
stichting gewerkt heeft onder jongeren uit de gemeente.
Het argument van burgemeester en wethouders, dat geen di-
rekt gemeentebelang aanwezig is, vindt spreker aanvecht
baar.
Bovendien is de heer Coppens van mening, dat, wanneer het
overlegorgaan regio Roosendaal adviseert om een subsidie
te verlenen, de raad goed moet nadenken, alvorens een af
wijzende beslissing te nemen.
Met de laatste woorden van de heer Coppens, is de voorzit
ter het beslist niet eens.
De voorzitter zegt vervolgens, dat hem uit deze gemeente
geen gevallen bekend zijn, waarvoor de stichting gewerkt
heeft. Voorts dachten burgemeester en wethouders in de
geest van de gemeenteraad te hebben gehandeld met hun
voorstel om zuinig om te springen met het verlenen van
subsidies.
De heer Coppens voegt aan zijn betoog toedat hem twee
gevallen uit de gemeente bekend zijn, waar de stichting
aktief mee bezig geweest is.
De heer de Visser wil een voorstel doen om toch een sub
sidie te verlenen.
De heer Boluijt stelt voor, om het voorstel van burgemees
ter en wethouders terug te nemen en het verzoek aan een
nader onderzoek te onderwerpen. In een volgende vergade
ring kan het verzoek om subsidie dan opnieuw worden be
handeld
De heer van der Wiele wil direkt een voorstel doen.
De heer de Visser zou nu reeds een principiële uitspraak
willen doen. Het verzoek zou dan nader onderzocht moeten
worden en aan de hand van dit onderzoek kan dan een be
drag worden vastgesteld.
De heer Boluijt zegt, dat hij dit voorstel al heeft ge
daan.
De heer Hulshof zegt, dat bij de aanvraag om subsidie
alle stukken zijn overgelegd. Spreker begrijpt niet, wat
er nog onderzocht moet worden. Naar zijn mening blijkt
alles uit die stukken.
De heer Boluijt zegt, dat niet in de bijgevoegde stukken
staat vermeld, dat personen uit Dinteloord er bij betrok
ken zijn.