-16- De heer Coppens acht deze regeling toch zeer acceptabel en vindt dat de gemeente niet te zuinig moet zijn. De heer Bierkens zegt, dat alle mogelijkheden zijn onder zocht om de vervoerskosten te drukken, maar dit bleek niet mogelijk. De heer Vriens vraagt of de openbare school ook een bij drage betaalt in de vervoerskosten. De voorzitter antwoordt, dat deze bijdrage in het bedrag van de gemeente is begrepen. De heer Theunissen zegt, dat hiervoor artikel 101 van de Lager-onderwijswet 1920 moet worden toegepast. De heer Hulshof meent, dat de openbare school geen eigen kas heeft en dat de gemeente deze bijdrage voor haar re kening neemt. De heer Theunissen is het hiermee niet eens. Ook de open bare school kan over gelden beschikken. De heer Hulshof stelt voor om de bijdrage voor 3 kinde ren van de bijdrage van de andere scholen af te trekken, en om voor de openbare school de bijdrage door de ge meente te laten betalen. De heer Bierkens zegt, dat voorheen geen kinderen van de openbare school gebruik maakten van het busje. De kosten werden verdeeld tussen de beide andere scholen. Onder tussen zijn er 3 kinderen van de openbare school, die nu gebruik maken van helybusje. Aangezien de bijdrage van de scholen niet is verhoogd, acht spreker het niet billijk om voor deze 3 kinderen de openbare school een bijdrage te laten betalen. De heer de Jong vindt het niet nodig,om hierover te praten. Hij is blij, dat de kinderen naar school kunnen. De heer Theunissen zegt, dat de vervoerskosten gedeelte lijk worden betaald uit het bedrag, dat per leerling is vastgesteld. De heer Bierkens zegt, dat het neerkomt op een bedrag van 150,wat de openbare school zou moeten betalen. De heer Littooij zegt, dat de heer Theunissen gelijk zou hebben, wanneer artikel 55 quater der L.O.Wet niet van toepassing was voor de openbare school. In het verleden werden geen leerlingen van de openbare school vervoerd en voor de berekening van de bijdrage bleef deze school danook buiten spel. Wanneer het bedrag per leerling voor de openbare school normgevend zou zijn voor de bijzondere scholen, zou spreker de heer Theunissen gelijk kunnen geven. Dit zou n.l. een verhoging van het bedrag per leerling met zich brengen. Nu artikel 55 quater wordt toegepast voor de openbare school, heeft dit geen enkele konsekwentie voor de bijzondere scholen. Zonder hoofdelijke stemming en met algemene (10) stemmen wordt hierna het voorstel aangenomen. VIJFJAARLIJKSE 10.Een voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 AFREKENING. februari 1974 om over te gaan tot de 5-jaarlijkse afre kening aan de bijzondere scholen in deze gemeente (1968 - 1972). De heer Coppens zegt, dat uit het voorstel blijkt, dat overleg is gepleegd met de schoolbesturen en vraagt of dit overleg positief is geweest. -17-

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1974 | | pagina 42