-9-
Spreker vraagt zich af, wat nu precies buitenkerkelijk
en levensbeschouwelijk is en het heeft zijns inziens geen
zin om daarover te discussiëren.
Er is nu een mogelijkheid en de heer de Jong vindt, dat
cfe mogelijkheid met beide handen moet worden aangenomen.
Hij stelt de heren Hulshof en van der Wiele danook voor
om biermede akkoord te gaan.
Nu kunnen kandidaten worden gesteld, die ook hun belan
gen in het bestuur kunnen behartigen, belangen, zoals door
de heer van der Wiele is gesteld, van de leiding en van
de bejaarden in het tehuis.Deze nieuwe kandidaten kunnen
dan zelf suggesties doen en mee beslissen hoe de gang van
zaken geregeld moet worden.
De vraag moet nu gesteld worden of de raad akkoord gaat
met dit voorstel en spreker zegt, dat hij daarmee instemt.
De heer van der Wiele gaat niet akkoord met het voorstel.
Hij stelt voor, dat het voorstel wordt teruggenomen en
dat in een volgende vergadering nieuwe aanbevelingen wor
den gedaan. Hij zegt verder, dat hij niet vóór uitbrei
ding van het bestuur is.
De heer Bierkens vraagt hem, wat zijn bezwaren zijn tegen
de voorgestelde uitbreiding.
De heer van der Wiele meent, dat wanneer er nog meer men
sen in het bestuur komen, het nog moeilijker wordt om
beslissingen te nemen.
Spreker bedoelt, dat nu op de aanbeveling twee personen
staan vermeld, die nog geen zitting hebben in het bestuur.
Hij vraagt waarom dat geen personen zijn van de buiten
kerkelijke richting.
De heer Bierkens zegt, dat het bestuur dan een deel van
een bepaalde levensbeschouwelijke stroming moet laten
vallen. Het is volgens hem beter om de bestuursleden, die
nu zitting hebben, te laten blijven en het bestuur uit
te breiden, zodat na verloop van tijd het bestuur even
redig is vertegenwoordigd door alle in de gemeente leven
de levensbeschouwelijke stromingen.
De heer Hulshof vraagt hoe de nieuwe bestuursleden van de
derde levensbeschouwelijke stroming gezien zullen worden.
De voorzitter antwoordt, dat dit in het voorstel staat
vermeld, dus personen, die zich buitenkerkelijk noemen.
De heer de Jong merkt op, dat wanneer het bestuur een
aanbeveling doet van twee personen, op wie niets is aan
te merken, en de raad besluit tot benoeming van een derde
persoon, dit een motie van wantrouwen is tegen het be
stuur.
De heer van der Wiele is het hiermee niet eens. Hij heeft
geen bezwaar tegen de personen, die op de aanbeveling
staan, maar hij wil personen op de aanbeveling zien, die
behoren tot de derde levensbeschouwelijke stroming.
De heer Bierkens zegt, dat dit door de statutenwijziging
mogelijk wordt. Hij meent echter, dat de heer van der
Wiele zittende bestuursleden wil verwijderen, om daarvoor
andere personen te benoemen.
De heer Hulshof zegt, dat de statuten in 1966 zijn vast
gesteld en in 1971 zijn gewijzigd. Hij vraagt hoe lang
het duurt, voordat de statuten van kracht zijn.
-10-