De heer van Steen is het met de heer van der Wiele eens,
dat rekening gehouden moet worden met het milieu-beheer.
De veiligheid van de mens staat bij hem echter voorop.
Spreker zegt dat wanneer de Oosterscheldegesloten is,
daarna iets kan worden gedaan aan hetmilieu-beheerDan
bestaat nog de mogelijkheid om er sluizen in aan te
brengen. Dit brengt natuurlijk extra kosten met zich mee.
Spreker stelt nogmaals, dat de veiligheid van de mens
voorop staat en hij zal danook daarom de motie oncter-
De^heerde Visser is het, evenals de heer van Steen, eens
met de voorgestelde motie. Hij vindt het betoog van de heer
van derWiele erg zwak. In dit betoog zegt de heer van der
Wiele nl., dat sluiting van de Oosterschelde tegen de
natuurwet is en dat het nageslacht ons niet vergeven zal
wanneer inderdaad tot sluiting wordt overgegaan. Wanneer
echter later blijkt, dat de sluiting van de Oosterschelde
de enige mogelijkheid is, dan zou de heer van der Wiele
het daarmee toch eens kunnen zijn en denkt hij niet meer
aan een natuurwet of nageslacht. Wat betreft het argument
van de natuurwet, zegt de heer de Visser, dat er dan
helemaal geen dijken aangebracht zouden moeten worden.
Iedere dijk is nl. tegen de natuurwet, maar ze zijn nu
eenmaal noodzakelijk. Spreker vindt dit daarom geen goed
argument en bijzonder zwak.
De rekreatie zou volgens de heer van der Wiele verdwijnen,
maar spreker meent, dat daar andere rekreatie voor terug
komt. Het milieu gaat, zijnsinzienswel verloren, en een
misschien minder fraai milieu zal daarvoor in de plaats
komen. Verdwijnen in het geheel doet het echter niet.
Ook de oestercultuur gaat voor een groot deel verloren
en dat vindt spreker ook van belang, hoewel de oester
cultuur in wezen ook geen natuurzaak is, omdat ze worden
gekweekt op banken.
De heer de Visser vindt daarom de motieven van de heer
van der Wiele erg zwak. Ook hij stelt de veiligheid voorop
en is van mening, dat het milieu daarbij aangepast moet
worden.
De heer Hulshof heeft naar de betogen van de heren van
Steen en de Visser geluisterd. Hem blijkt, aat zij beiden
geen studie van deze kwestie hebben gemaaxt en dat vindt
hij een treurige zaak. De heer de Visser vindt het betoog
van de heer van der Wiele zwak. Spreker had daarom graag
een ander betoog van de heer de Visser willen horen,
waarnc/ aangetoond zou worden, wat zijn standpunt is en
waarin hij concrete punten naar voren zou brengen. Het is
uitermate "zwak" om te stellen dat het oetoog van van der
Wiele "zwak" is.
De heer Buscop herinnert aan de hoge waterstand in 1^73,
toen het water nog maar 30 cm beneden de sluizen is ge
bleven. Spreker wijst er op, dat de Molendijkis door
broken door de Zoomweg en dat de sluizen te Dintelsas de
enige veiligheid voor Dinteloord zijn. De heer Buscop
vindt, dat de raad zich goed moet realiseren, dat wanneer
deze sluizen het begeven een gebied tot Breda onder water
zal lopen.