De heer Buscop merkt op, dat burgemeester en wethouders
alle begrip hebben voor het standpunt van de heer Ver-
straate, maar hij maakt de raad er wel op attent, dat
wanneer nu toestemming wordt verleend, in de toekomst
geen afwijzende beslissing kan worden genomen op andere
verzoeken.
De heer de Visser is het hiermee niet eens. In het onder
havige geval moet de raad wel toestemming verlenenomdat
er voor de heer Verstraate geen andere mogelijkheid is.
De heer Buscop zegt, dat er wel een mogelijkheid is om
bij zijn bedrijf een woning te bouwen.
De heer Hulshof zegt, dat alle landbouwers in die polder
aan de andere kant van de dijk een woning kunnen bouwen,
wanneer zij binnen die bepaalde afstand blijven, die nu
voor Verstraate geldt.
De heer Buscop merkt op, dat een bedrijfswoning op het
bedrijf moet worden gebouwd.
De heer Hulshof zegt, dat zij die grond in eigendom zou
den kunnen krijgen.
De voorzitter antwoordt, dat dat nu juist het gevaar is.
Hij vindt dat ordenend opgetreden moet worden en dat daar
om de raad de moed moet hebben om het bestemmingsplan te
handhaven
De heer Hulshof zegt, dat op een bepaalde afstand van
zijn boerderij, de heer Verstraate wel een bungalow mag
bouwen in de polder, omdat dit de polder niet ontsiert,
maar aan de Vlietdijk mag hij niet bouwen, omdat dit het
landelijk schoon zou aantasten. Spreker zou het geen be
zwaar vinden, als er meer bungalows aan de Vlietdijk ge
bouwd zouden worden. Momenteel ziet het er ter plaatse
niet zo fraai uit en spreker vindt het niet ontsierend
als daar bungalows gebouwd zouden worden.
De voorzitter zegt, dat het beginsel is, dat er in het
agrarisch gebied gebouwd mag worden ten dienste van het
agrarisch gebruik van de grond. Om nu te voorkomen, dat
op een onrendabele en onesthetische manier het hele
buitengebied volgebouwd wordt, zegt men: op een bepaald
bedrijf moeten dan de bedrijfsgebouwen, die daar in ver
band met de grootte van het bedrijf kunnen en mogen ko
men, bij elkaar gezet worden. Hierdoor blijft het land
schap open en mooi.
Als de mogelijkheid geopend wordt, dat iemand buiten het
bouwperceel gaat bouwen, dan maak je de weg vrij voor het
volbouwen van het gebied op de lange duur.
De voorzitter zegt, dat de raad door het handhaven van
het bestemmingsplan, werkt voor de toekomstige generaties,
De heer Hulshof zegt, dat de heer Verstraate nog een
mogelijkheid heeft. Hij zou zijn knecht, die jarenlang
bij hem in dienst is, de huur van de dienstwoning kunnen
opzeggen. De heer Verstraate wil dit echter niet doen.
Wanneer hij dit wel zou doen, dan zou de zaak ook opge
lost zijn.
De heer de Visser merkt op, dat de raad niet bang hoeft
te zijn voor onesthetisch bouwen, omdat de heer Verstraate
zich aan de bouwvoorschriften zal moeten houden.
De voorzitter antwoordt, dat het nu gaat om het handhaven
van de open ruimte. Hij stelt voor om deze zaak in han
den te stellen van burgemeester en wethouders voor het
uitbrengen van een nader advies.
-6-