De heer de Visser wil nader ingaan op de woorden van de
heer Bierkens. Toen destijds een bestemmingsplan werd
vastgesteld, heeft hij dit gezien als een noodzakelijk
kwaad, wat van hogerhand werd opgelegd. Heel Nederland
moest met bestemmingsplannen worden belegd. Hij heeft dit
gezien als een middel om een vinger in de pap te hebben
van de overheid, dus van de gemeente en van de provincie.
Spreker vindt het helemaal geen bezwaar om een bestem
mingsplan te wijzigen. De begrippen "agrarisch gebied"
enz. vindt hij een middel om ordenend op te kunnen treden.
Hij zou de bestemmingen zo vaag mogelijk aan willen geven
en hij dacht, dat dat ook de bedoeling was. Zo is het in
het verleden door burgemeester en wethouders steeds voor
gesteld. Hij ziet een bestemmingsplan als een noodzake
lijk kwaad, wat met toepassing van artikel 19 regelmatig
gewijzigd kan worden.
De voorzitter vergelijkt Nederland met de Verenigde Sta
ten, waar men in de vorige eeuw gronden in beslag kon
nemen, Wanneer daarnaar gekeken en daarmede vergeleken
wordt, zou gesteld kunnen worden, dat bestemmingsplannen
inderdaad een noodzakelijk kwaad zijn.
Gezien het grote inwonerstal in ons land en de beperkte
oppervlakte, is het wel noodzakelijk, dat er bestemmings
plannen worden gemaakt.
De heer de Visser bestrijd de intentie van bestemmings
plannen niet. Hij ziet het als een middel om ordenend te
kunnen optreden. Spreker vindt het echter geen bezwaar,
dat aan de Vlietdijk bungalows worden gebouwd.
De voorzitter merkt op, dat die ordening is vastgelegd
in een bestemmingsplan, hetwelk door de raad is vastge
steld.
De heer de Visser beaamt dit, maar zegt, dat het altijd
mogelijk moet zijn om dit bestemmingsplan te wijzigen.
Hierbij kan ook ordenend opgetreden worden. De bebouwing
aan de Vlietdijk zou aangepast moeten worden aan de omge
ving.
De voorzitter zegt, dat er een ordening is, dat gebouwd
kan worden, mits in een bouwperceel van een bepaalde
grootte. Het is niet volledig vrij, dus is het geordend.
Spreker zegt, dat wanneer aan de heer Verstraate toestem
ming wordt verleend om een bungalow te bouwen aan de
Vlietdijk, aan iedereen die vrijheid toekomt. Daardoor
wordt het aantrekkelijker gemaakt om percelen grond in de
polder te kopen om daarop een woning te bouwen. Spreker
is bang, dat dan binnen korte tijd het buitengebied is
volgebouwd door mensen uit de stad, die in de polder een
woning hebben gebouwd.
De heer de Visser ziet liever een bungalow aan de Vlietdijk
dan een woning midden in de polder. Hij zou daarom ook
aan de heer Verstraate toestemming willen verlenen. Daar
bij zou gesteld kunnen worden, dat de bestaande woning,
die in een niet te beste staat is, na ontruiming niet
meer herbouwd mag worden. Spreker meent, dat hierdoor al
regelend opgetreden kan worden.
De heer de Visser zegt nogmaals, dat hij een bungalow aa
de Vlietdijk mooier vindt dan een bungalow in de Konings
oordpolder. Hij ziet het niet als een algemeen belang,dat
daar bungalows worden gebouwd.
-5-