-10-
De heer Theunissen zegt, dat in het voorstel staat, dat
voortaan de openbare lagere school als maatstaf zal worden
genomen voor de aan de bijzondere scholen toe te kennen
vergoeding. Hij vraagt wat daarmee wordt bedoeld.
De voorzitter antwoordt, dat gewoonlijk de uitkering per
leerling _wordt berekend aan de hand van de kosten van de
/lagere openbare/school in een gemeente, welk bedrag per leerling
dan ook wordt uitgekeerd aan de in die gemeente aanwezige
bijzondere scholen. In onze gemeente kon dit in het verle
den niet, omdat de ter plaatse gevestigde openbare school
een uitzonderingspositie innam. Het aantal leerlingen was
gering en het bedrag per leerling dientengevolge erg hoog.
Dit bedrag werd daarom niet uitgekeerd aan de bijzondere
scholen, aangezien de minister, op verzoek van de raad,
de openbare school niet als maatstaf erkende. Door de uit
breiding van de openbare school en door het aantrekken van
een derde leerkracht, zijn de uitgaven van die school niet
meer zo hoog en gaat het automatisme van de wet werken,
waarbij de vergoeding voor de bijzondere scholen wordt
gelijk getrokken met die van de openbare school.
De heer Theunissen concludeert hieruit, dat met ingang
van 1 augustus de openbare school een normale school is
geworden en dat de bijzondere scholen eenzelfde vergoeding
zullen krijgen.
De voorzitter zegt, dat in de wet staat, dat zolang aan
de openbare school geen vakonderwijzer is aangesteld,
voor de vakonderwijsvergoeding voor het bijzonder onder
wijs het 4e lid van artikel 101 bis van toepassing is. De
noodzaak en het aantal lesuren wordt geadviseerd door de
inspekteur van het lager onderwijs. Dit wordt anders,
zodra in de loop van het jaar aan de openbare lagere
school een vakonderwijzer wordt verbonden. Vanaf dat mo
ment ontleent het bijzonder schoolbestuur zijn aanspraak
op vergoeding niet langer aan het 4e lid van artikel 101
bis, maar aan de regeling van de eerste twee leden van dat
artikel. De raad zal voor het verdere gedeelte van het
jaar het aantal wekelijkse lesuren vakonderwijs moeten be-
palen, hetgeen als volgt wordt berekend: het totaal aantal
uren vakonderwijs per week, gedeeld door het aantal ver
plichte onderwijzers, inclusief het hoofd. Dus 1t 2 is
•i. Elke bijzondere school krijgt nu per verplichte onder
wijzer, inclusief het hoofd, -f- uur vergoed, mits die uren
vakonderwijs ook inderdaad worden gegeven. Voor 1974
geldt dus:
R„K.School 8 x f uur 6 uur. Het was 5 uur.
Chr.HatSchool 8 x uur 6 uur. Het was 4? uur.
Deze uitkomst is voor beide bijzondere scholen gunstiger
dan voorheen, aldus de voorzitter.
Dit zal volgend jaar waarschijnlijk anders uitvallen, om
dat het aantal verplichte onderwijzers aan de openbare
school vermoedelijk 3 zal bedragen. Dan geldt voor de
bijzondere scholen, onder gelijke omstandigheden:
R.K. School 8x4* uur 4 uur.
Chr.Nat.School 8 x uur 4 uur.
De heer Coppens zegt, dat die scholen dan nu moeten gaan
reserveren, omdat beide scholen volgend jaar minder krij
gen dan nu het geval is.
De heer Bierkens zegt, dat volgend jaar het aantal uren
vakonderwijs en het aantal leerlingen van de openbare
school als maatstaf geldt en dat dit voorheen niet zo was.
-11-