OPENING.
7met
NOTUIEN van de openbare vergadering van de raad der
gemeente Dinteloord en Prinsenland, gehouden op dinsdag,
16 januari 1973, des avonds om 7.30 uur.
Aanwezig de heren: M.C.Sturris, P.J.Boluijt, P.Hulshof,
A.v.d.Wiele, J.C.Vriens, J.P.C.Theunissen, J.de Visser,
J.M.O.Coppens, I.A.Buscup en S.M.Bierkens
Afwezig met kennisgeving: de heer A.J.de Jong.
Voorzitter: de heer Mr.H.Pop
1De voorzitter opent de vergadering door voorlezing van
het formuliergebed.
In zijn nieuwjaarsrede zegt de voorzitter het volgende:
Het is een goede gewoonte om in de eerste vergadering
van de gemeenteraad in het nieuwe jaar, een ogenblik
stil te staan bij wat het afgelopen jaar heeft ge
bracht en welke verwachtingen er zijn voor het nieuwe
jaar.
In de eerste plaats wELIkdeze gelegenheid aangrijpen
om u - voorzover niet op de nieuwjaarsreceptie aan
wezig - voor het jaar 1973 alle goeds toe te wensen,
voor uw persoon, voor uw gezin en uw werk, ook voor
uw werk in het belang van de gemeente.
Als verreweg het voornaamste punt dat onze aandacht
vroeg, was het besluit van de minister van binnen
landse zaken, dat ons in december van het vorig jaar
bereikte, inhoudende de verblijdende en van wijs in
zicht getuigende mededeling, dat van een voorgenomen
herindeling, waarbij ook onze gemeente was betrokken,
werd afgezien, zodat de gemeente Dinteloord en Prinsen
land haar zelfstandigheid mocht blijven behouden.
Het dreigend gevaar is afgewend, het gezond verstand
heeft gezegevierd en een kwestie, die onevenredig
veel aandacht en tijd vroeg, is hiermede afgedaan.
Thans kunnen wij onsydes te meer élan werpen op onze
eigenlijke taak, die toch gelegen is in het bevorde
ren van het welzijn van de bevolking, in het steeds
meer en beter bewoonbaar maken van de gemeente, in
het bewerkstelligen, althans de uitvoerbaarheid mo
gelijk maken van die voorzieningen, die goed en nood
zakelijk zijn voor de gemeente en derzelver inwoners
en die het woon- en leefklimaat veraangenamen.
Het zou in dit kader te ver voeren - al is het wel
verleidelijk - om een bespiegeling te gaan houden
over de zegen van het lokale bestuur en over de po
gingen, die steeds maar weer opnieuw door de rijks-
en provinciale overheid worden ondernomen om dit
grote goed te bagatelliseren en door een te grote
bemoeizucht en betutteling ongedaan te maken.
Te veel laat de hogere overheid zich in met zaken,
die behoren tot de autonomie der gemeente, al te
vaak wordt overgedaan datgene wat de gemeente, gead
viseerd door de beste deskundigen, reeds heeft uit
gedacht en al te vaak wordt een beslissing opgehouden
door futuliteiten, die men meent te moeten opmerken,
daarbij het grote geheel uit het oog verliezend,
zulks ten nadele van de gemeente.
-2-