De zgn. bindende voordracht is gewijzigd in een aanbeveling.
De raad kan derhalve, buiten de aanbeveling om, benoemen.
De voorzitter zegt, dat hij de suggestie tot uitbreiding van
het bestuur nader in de vergadering van het stichtingsbestuur
bekend zal maken.
De heer Coppens begrijpt de moeilijkheid niet. Wanneer de
raad met andere kandidaten komt en deze benoemt, dan is er,
volgens hem, niets aan de hand.
De heer Bierkens is het hiermee eens. De raad besluit tot
benoeming van de bestuursleden.
Ook de heer Hulshof is het met de heer Coppens eens. Maar in
de praktijk komt hiervan niets terecht. Wanneer het stichtings
bestuur kandidaten noemt, dan lijkt de raad onmondig en
niemand durft dan het voorstel van zijn fraktie te steunen.
De heer Coppens vraagt of dat de schuld is van het stichtmgs
bestuur of van de raad.
De heer Hulshof zegt, dat wanneer het stichtingsbestuur een
kandidaat had aangewezen uit de derde levensbeschouwelijke
stroming, het al jaren anders had kunnen zijn. Hij vertrouwt
er wel op, dat, wanneer hij nu het geluid uit de raad hoort,
de raad met zijn fraktie zal meegaan en hij wil zich danook
nu onthouden van het doen van een aanval op het stichtings
bestuur. Zijn grief is echter, dat in het verleden hier geen
aandacht aan werd besteed.
De heer Coppens zegt, dat wanneer de P.v.d.A.-fraktie m het
verleden overleg had gepleegd met de andere frakties over het
noemen van andere kandidaten, de zaak beter was overgekomen
bij de overige raadsleden.
De heer HpT shof geeft toe, dat hij dit beter had kunnen doen,
maar dat bij enkele raadsleden zijn voorstel toch wel weer
klank heeft gevonden.
De heer de Visser zegt, dat de heer Hulshof tijdens de raads
vergadering met andere kandidaten kwam, zonder overleg te
plegen met de raad. De raad moet tijdens die vergadering be
sluiten tot benoeming en het is danook moeilijk om dan een
andere kandidaat te benoemen. Hij is het met de voorzitter
eens, om het stichtingsbestuur de suggestie te doen om het
bestuur uit te breiden.
De heer de Jong zegt, dat hij al meermalen deze suggestie
heeft gedaan.
De voorzitter brengt nogmaals naar voren, dat het sticntmgs-
bestuur een aanbeveling doet aan de raad. De raad kan tegen
kandidaten stellen en het laatste woord is aan de raad.
De heer de Jong zegt, dat het nu gaat om een uitbreiding van
het bestuur.
De voorzitter antwoordtdat dan de statuten moeten worden
gewijzigd.
De heer de Jong zegt, dat wanneer het stichtingsbestuur wordt
uitgebreid met één of twee personen, het probleem is opgelost.
De heer Hulshof ging van de veronderstelling uit, dat tijdens_
de vergadering tegenkandidaten moesten worden genoemd, terwijl
door het stichtingsbestuur al kandidaten waren genoemd, waar
niet meer aan te tornen viel.
De heer Bierkens zegt, dat nu wel lang en breed gesproken
wordt over wat in het verleden is gebeurd, maar dat men in
de toekomst moet kijken. Hij zegt toe, dat in het stichtings
bestuur de uitbreiding van het bestuur zal worden besproken
en dat de raad hierover nadere voorstellen zullen bereiken.
-19-