-1 5- Als zodanig zouden genoemd kunnen worden: een nog immer te geringe toewijzing van woningen, die geen recht doet aan de grote nood van de bevolking, ook hier, op dat stuk, en die de positie en taakstelling van de gemeente in de toe komst belange na niet honoreert. En vervolgens een veel te enge toegang tot de kapitaalmarkt, die de oorzaak is, dat wij de noodzakelijkste en meest urgente plannen, die geen luxe zijn en zelf uit de opbrengsten van de belastingen kunnen bekostigd worden, niet kunnen uitvoeren. Men kan mij tegenwerpen, dat dit nu juist de knelpunten zijn, waar zeer vele, zo niet alle Nederlandse gemeenten mee zitten en die veroorzaakt worden door bovengemeentelijke, ja internationale situaties en problemen. Toegegeven, maar dan zijn het al weer geen specifieke argumenten om te twijfelen aan het nut van een zelfstandig voortbestaan van deze gave gemeente, met haar heel eigen signatuur. En deze eigen signatuur heb ik in de loop der jaren leren liefhebben en waarderen. Vraag mij nu niet wat zij concreet inhoudt. Hoewel het mogelijk is hierover veel te zeggen, zou het toch heel wat tijd vergen haar aan totaal vreemden duidelijk te maken.Maar dat behoeft hier in deze zaal ook niet, omdat wij allen zoals we hier zitten, haar kennen en beleven. In deze gemeente het ambt van burgemeester te mogen uit oefenen is dan ook een groot voorrecht en een groot genoe gen Ik heb wel eens tegen een jong collega gezegd, dat het ambt van burgemeester in Nederland behoort tot de mooiste ambten of betrekkingen of hoe je het noemen wilt, die wij in ons staatsbestel kennen, zoals algemeen erkend wordt, maar dat het om met de K.L.M. te spreken, toch niet zo mooi is, als je wel denkt. Dat wil zeggen, dat het natuurlijk ook hier niet aan teleurstellingen en desillusies, zoals overal in het leven, ontbreekt en dat dat soms bitterder kan zijn dan een buitenstaander ook maar in de verste verte kan vermoeden. De verleiding is groot hier een beschouwing omtrent het burgemeestersambt in zijn huidige ontwikkeling en in de naaste toekomst aan toe te voegen. Ik zal aan deze verleiding, om des tijds wille, zoveel mogelijk weerstand bieden. Wel moet mij van het hart, dat het mij voorkomt, dat de van sommige zijden voorgestelde veranderingen in de wijze van benoeming, eventueel zelfs verkiezing, naar Nederlands recht en in de Nederlandse ver houdingen, beslist geen verbeteringen zouden zijn. Het zou o.m. het ambt beroven van één van zijn mooiste en ook nut tigste facetten, n.l. de mogelijkheid om onpartijdig te kunnen handelen en optreden, zonder moreel of hoe dan ook aan enige politieke partij of groepering gebonden of ver antwoordelijk te zijn, of als zodanig door deze beïnvloed te worden (wat men noemt "boven de partijen staan", maar dGt klinkt ietwat verwaand). Een ander punt zou zijn de positie van de burgemeester als hoofd van plaatselijke politie aan een nader onderzoek te onderwerpen, gezien in het licht van de zo geheten gezags crisis of de ontwikkeling aller dingen, waarbij de geldont waarding nog maar een gering voorbeeld is. Wel typisch is, dat men daarbij naar waardevastheid blijft streven, b.v. van pensioenen. Zou men op den duur misschien toch ook weer naar een zekere waardevastheid van zedelijke en geestelijke waarden gaan streven? Hoe in deze zich zo snel evoluerende maatschappij de veranderingen zich ook zullen voltrekken, het is te hopen, dat zij even zo vele verbeteringen zullen zijn en geen veranderingen om der wille van het veranderen zelf, waarvan het soms de schijn heeft. -16-

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1971 | | pagina 48