-2- "Ik geef onmiddellijk toe, dat de 3 sferenleer soms een "moeilijk te hanteren begrip is, dat er zaken zijn, die "in elkaar overvloeien en dat de grenzen ook niet voor "nu en altijd vast liggen, maar toch, zo in het algemeen "voelen we wel aan, waar we in eerste instantie moeten "zijn bij het localiseren van de plaats, waar iets ""thuis" hoort. "We kunnen dan een aantal zaken onmiddellijk rangschik— "ken als behorende tot de gemeentelijke sfeer, tot het "locale verband, waar in zij thuis horen. Maar omgekeerd "wordt het moeilijker: als we de vraag stellen, of elke "plaatselijke gemeenschap nu ook alle taken die op zich "zelf wel tot de gemeentelijke sfeer behoren, zou behoren "te behartigen. Ik denk b.v. aan de lange, lange lijst "van activiteiten, die een grote stad als Amsterdam ont plooit, subsidieert, regelt. De lijst wordt nog veel "langer, als we naar echte wereldsteden als Parijs of "Londen zien. Hij wordt ook groter als we alles opstellen, "wat ook maar ergens in ons land überhaupt door een ge— "meente verzorgd, ter hand genomen of geregeld wordt. Er "is gelukkig een grote verscheidenheid van gaven niet "alleen, maar ook van mogelijkheden en wensen. Ook dat "is een stukje democratie. "Nu ben ik van mening, dat als elke gemeente alle moge- "lijk denkbare taken en dan ook nog tegelijkertijd, zou "willen aanvatten, daar niets van terecht komt, dat zulks "tot verspilling van geld en energie zou leiden en tot grote "schade voor het geheel. "Nee, een planning, en een keuze maken lijkt hier geboden, "komt mij voor wijs beleid te zijn. "Is het nu wel mogelijk, dat alle 1000 gemeenten in Ne derland ieder voor zich gaan kiezen, gaan uitzoeken "wat zij nu wel graag zouden willen organiseren, oprich- "ten, regelen of in het leven roepen voor hun ingezetenen? "Er is een tijd geweest, waarin dat, tot op zekere hoogte, "inderdaad mogelijk was. Toen Nederland min of meer tot "eenheidsstaat geworden was, maar toch nog met relatief "zeer veel ruimte tussen steden en dorpen, een gematigde "groei van de bevolking, en weinig intensief contact "tussen de verschillende groepen en delen des lands,toen leefden steden en dorpen min of meer geïsoleerd van "elkaar met een groot niemandsland er tussen. Iedere ge "meente was nog in de volle zins des woords autonoom,kon "door de beporkte economische verwevenheid van die dagen "nog min of meer doen wat ze wilde, zonder andere zuster—gemeenten te schaden, dan wel 's lands welvaren "in gevaar te brengen. "Maar dat is alles veranderd, Nederland is aan het dicht groeien, elke vierkante meter grond moet weldoordacht "gebruikt worden. We moeten spaarzaam zijn met de nog "weinige, open vierkante meters grond (en water) zonder "bestemming. Bij de opdeling van de mimte tussen wonen, "werken en recreëren, moet zeer doordacht te werk gegaan "worden. Er is een nieuwe wetenschap ontstaan, genaamd Ruimtelijke Ordening, en we hebben een wet op de ruimte lijke ordening en zelfs een daaraan gewijd ministerie. "Ook onze economie dwingt ons zuinig te zijn met de be stedingen van het nationaal inkomen of dat deel er van, "dat voor overheidsinvesteringen gereserveerd kan (en "moet) worden. Ook daarvoor hebben we een ministerie, of "zelfs twee: Economische Zaken en Financiën. Ik zeg niet "dat er nu geen fouten meer gemaakt kunnen worden in Ne- "derland op het stuk van de Ruimtelijke Ordening of de üconomie of 's lands financiën. Maar we hebben tenminste de gevaren onderkend en iets in het leven geroepen, met waarborgen omringd, opdat er nu en in de toekomst zo "go_edmogelijk gehandeld zal kunnen worden, zo doordacht -3-

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1968 | | pagina 2