-2- De heer de Jong vraagt vavolgens of er voor het bejaar dencomplex een grote wachtlijst is en zo ja, of er plannen bestaan om dit tehuis uit te breiden. Tenslotte wenst sprekerte worden ingelicht over het woningcontingent 1968 en of van het jongste bezoek van enige leden van provinciale staten aan de gemeente, enig effect te verwachten is. De heer de Jong zegt vervolgens het volste vertrouwen te hebben in het beleid van het college van burgemees ter en wethouders en spreekt de hoop uit, dat het jaar 1968 voor de gemeente in alle opzichten een "goed" jaar zal zijn. De heer Sturris vindt de begroting 1968 een knap stuk werk en zegt oprechte bewondering te hebben voor het college van burgemeester en wethouders, dat dit werk heeft verricht. Desondanks wil spreker toch enige be zwaren naar voren brengen tegen enkele posten op de begroting. De bedragen die uitgetrokken zijn voor de inentingen, kunnen de goedkeuring van de heer Sturris niet wegdragen en zijn motivering daartoe is, aldus spreker, voldoen de bekend. Ook de kosten van het bouwtoezicht "West-Brabant" heb ben niet de instemming van de heer Sturris. Spreker is van mening, dat het aansluiten van de gemeente bij het bouwtoezicht "West Bra bantgeen voordelige "han del" is geweest en zou daarom graag de namen van de gemeenten in westelijk Woord-Brabant willen weten, die wel en niet bij het bouwtoezicht zijn aangesloten en welke beweegredenen aanleiding zijn geweest om niet aan te sluiten dan wel uit te treden. Het betaalde godsdienstonderwijs aan de Openbare Lage re school in de gemeente, heeft al evenmin zijn instem ming. Vervolgens spreekt de heer Sturris zijn misnoegen uit over de subsidies, die de gemeente aan ruim 90 instel lingen verleent voor in totaal een bedrag van 72.000,--. Kunnen we, aldus de heer Sturris, niet van dat subsidiegeven af? Indien door de gemeente een subsidie wordt verleend, is dit bijna steeds tot we deropzegging, Dit houdt in de praktijk in, dat elk jaar weer ditzelfde bedrag wordt gegeven. Spreker is van oordeel, dat de lijst van subsidies grondig moet worden herzien en dat in de toekomst de noodzakelijk heid van een subsidie extra moet worden onderzocht. De heer Sturris sluit zijn betoog met zijn verheuging uit te spreken over het feit, dat in het jaar 1968 geen belastingverhogingen zullen plaats vinden. De heer HuJLshof zegt bewondering te hebben voor het werk, dat aan het opmaken van de begroting ten grond slag heeft gelegen. Wel wenst hij m.b.t. de begroting enkele opmerkingen te plaatsen en vragen te stellen. In de eerste plaats wordt, aldus de heer Hulshof, in de begeleidende brief van het college van burgemeester en wethouders gewag gemaakt van artikel 242 van de gemeentewet, luidende als volgt: ^"De begroting behoeft de goedkeuring van gedeputeerde "staten. Zij wordt hun, nadat zij door den raad is vast gesteld, ten minste twee maanden voor den aanvang van "het jaar, waarvoor zij moet dienen, voorgedragen." Klaarblijkelijk is, aldus de heer Hulshof, artikel 238 van de gemeentewet over het hoofd gezien, hetwelk bepaalt, dat de begroting der plaatselijke inkomsten en uitgaven met de nodige toelichting en bescheiden, jaarlijks ten minste vier maanden vóór de aanvang van het jaar waarvoor zij moet dienen, door burgemeester en wethouder aan de raad wordt aangeboden.

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1967 | | pagina 45