-8- ONBEWOONBAAR- 14.Sen voorstel van burgemeester en wethouders van 7 maart VERKLARING PAND WESTER STRAAT 13. WIJZIGING GEMEENTE BEGROTING DIENST 1966 EN 1967. 1967 om over te gaan tot het onbewoonbaar verklaren van de woning Westerstraat 13. De heer Hulshof merkt op, dat binnen één week, nadat het gezin Kersten de woning Westerstraat 13 had verlaten, we derom een nieuwe bewoner zijn intrek in de woning had ge nomen. Dit schept, aldus de heer Hulshof, bij de eerstvolgende woningverdeling consequenties. Hij vraagt zich daarom af of de gemeente de nieuwe bewoner niet had moeten waarschuwen en hem zelfs had moeten be letten in de woning zijn intrek te nemen. De voorzitter antwoordt hierop, dat ingevolge de woningwet slechts opgetreden kan worden, indien de woning onbewoon baar verklaard is. Een voornemen om de woning onbewoonbaar te verklaren levert, aldus spreker, geen gronden op om iemand te beletten de woning te betrekken. Zelfs de be voegdheid om woningen te vorderen, biedt geen uitkomst. De nieuwe bewoner- is door het college van burgemeester en wethouders aangeschreven, dat de bewoning op eigen ri sico geschiedt. De heer Hulshof vraagt vervolgens of, nu de woning door de huidige bewoner iets verbeterd is, deze nog onbewoonbaar verklaard moet worden. De voorzitter deelt hierop mede, dat alleen door ernstige gebreken een woning onbewoonbaar verklaard kan worden. Dotur het aanbrengen van enkele verbeteringen, zoals de huidige bewoner heeft gedaan, worden de gebreken die tot de onbe woonbaarverklaring aanleiding waren, niet weggenomen. Een en ander is onderzocht door de dienst Bouwtoezicht en de Inspekteur van de volkshuisvesting. Zonder hoofdelijke stemming en net algemene (li) stemmen, wordt hierna het voorstel aangenomen. 15.Een voorstel van burgemeester en wethouders van 20 maart 1967, tot wijziging van de gemeente-begrotingen voor de dienst 1966 en 1967. Zonder hoofdelijke stemming en met algemene (11stemmen, wordt het voorstel aangenomen. VERZOEK EXTRA-15e. Een voorstel van burgemeester en wethouders van 3 april .SUBSIDIE RANJE-COMITE, 1967 om aan het Oranje-comité te Dinteloord een extra subsidie toe te kennen, ten bedrage van 800, De heer de Schutter merkt op, dat blijkens het voorstel op de dag van de geboorte van het Prinsenkind, aan de schoolgaande jeugd, herinneringsmedailles zullen worden uitgereikt, welke een uitgave vergen van 425,--. Dat op die dag feest wordt gevierd, acht spreker juist, doch om aan elk kind een medaille uit te reiken, acht hij overbodig. De voor zi tter antwoordt hierop, dat eerst aan de school gaande jeugd een kleurboekje zou worden uitgereikt. Aan gezien deze attraktie slechts was opgesteld op de kinderen van de laagste klassen, heeft het Oranje-comité naar een andere oplossing gezocht. Omdat tegenwoordig de jeugd vooral speldjes en medailles spaart, heeft het 0ranje-comité besloten een medaille te geven. De heer de Visser licht toe, dat ook bij de onderwijzers het boekje niet in de smaak viel. Bovendien is een medaille een blijvende herinnering. De heer Buscop kan niet begrijpen, dat de heer de Schutter togen het uitreiken van medailles is. Juist in deze tijd, moeten wij, aldus spreker, de jeugd zoveel mogelijk blij vende herinneringen aan ons Koningshuis meegeven. 9—

Raadsnotulen

Dinteloord: 1946-1996 | 1967 | | pagina 12