-2-
Naar het onderzoek, dat is ingesteldblijkt echter
dat het huis door geen enkele verbetering meer be
woonbaar is. Ik zou u dus willen vragen: Mijne heren,
wilt u bij de eerste woning of woningen die beschik
baar komen, rekening houden met dit geval, en toch
zeker aan dit gezin (het is een urgent geval) een
woning beschikbaar te stellen?
Met de meeste hoogachting,
(get) F.Hulshof.
ANTWOORD: 17 januari 1964
Naar aanleiding van uw vraag,
d.d. 3 januari 1964, terzake van de
ontruiming van het pand Oostvoorstraat 89, welke wo
ning bij besluit van de gemeenteraad van 27 augustus
1963 is onbewoonbaar verklaard, delen wij u mede,
dat de door u gestelde ontruimingstermijn van 3 maan
den, op 30 december 1963 reeds was verstreken.
Dat de woning nog niet is ontruimd, vindt haar
oorzaak in het feit, dat de precaire woningpositie
in deze gemeente dit nog niet mogelijk heeft gemaakt.
De woning is door u onbewoonbaar verklaard, voor
namelijk omdat zij zeer vochtig en versleten is.
Bij onze aan A.Nouwen gerichte brief van 3 decem
ber 1963 is niet vermeld, dat door het verwijderen
der droogdraden van het gedeelte buitenmuur der
keukenaanbouwde woning weer in bewoonbare staat zou
zijn gebracht, doch medegedeeld is dat daardoor de
bouwvalligheid van de woning zou kunnen worden opge
heven. In deze buitenmuur bevindt zich n.l. een deur
kozijn, waaraan droogiraden zijn bevestigd. Dit kan,
doordat het kozijn reeds los staat, omtrekken van
het kozijn met het aansluitend metselwerk tengevolge
hebben en derhalve hebben wij Nouwen geadviseerd om
voor de bevestiging der droogdraden een meer solide
plaats te kiezen, dan juist dit deurkozijn.
Ten aanzien van de woningtoewijzing zij medege
deeld, dat deze aangelegenheid een kwestie is van
zelfbestuur en ingevolge de Woonruimtewet 1947 tot
de competentie van ons college behoort.
In dit verband delen wij u mede, dat nog 9 gezin-
nen gehuisvest zijn in officieel onbewoonbaarver—
klaarde woningen.
Uw brief hebben wij toegevoegd aan het dossier,dat
wij met betrekking tot de woningtoewijzing hebben ge
vormd van het geval A.Nouwen.
Burgemeester en wethouders van Dinteloord en Prinsenland.
De wethouder, j)e burgemeester,
i.Vraag raadslid F.Hulshof d.d. 5 januari 1964 met ant
woord burgemeester en wethouders d.d. 17 januari 1964
over vervanging en afbraak noodwoningen,
VRAAG:
Dinteloord,5 januari 1 964
Aan
burgemeester en wethouders
der gemeente DINTELOORD
Weledele heren,
-3-