- 2 -
GEMEENTE- 4, Hierna wordt "behandeld een voorstel van burgemeester
BEGROTING en wethouders d.d. 7 October 1955 om over te gaan
"1956. tot vaststelling van de gemeentebegroting, dienst
1956 en tot goedkeuring van de begroting van het
burgerlijk armbestuur over 1956.
De heer Stange spreekt als volgt;
Mijnheer de voorzitter, mijne heren,
Het is een opmerkelijke verschijning, dat, juist in
tijden van hoog-konjunktuur, zoals wij thans mogen
beleven, ons steeds op moet vallen, dat de meeste
gemeente-begrotingen niet sluitend kunnen worden aan
geboden, maar meestal grote tekorten vertonen en
daarom de gemeenten een extra beroep moeten gaan doen
op het gemeentefonds om voor een hogere uitkering per
inwoner in aanmerking te mogen komen.
Ook wij worden deze avond geroepen om de begrotingen,
ons door het college van burgemeester en wethouders
aangeboden, vast te stellen.
De begroting voor 1956 geeft ook voor Dinteloord eèn
tekort aan van bijna ƒ.13.000,=. Ik weet het mijnheer
de voorzitter, dit behoeft ons gelukkig nog niet té
verontrusten, omdat wij nog een flinke reserve hebben
kunnen vormen, maar toch heeft het ons iets te zeggen
in deze tijden van algemene welvaart, al wordt volgens
mij niet door alle groepen van de bevolking van een
bepaald gedeelte van deze welvaart naar recht en
billijkheid geprofiteerd. Wij leven, mijnheer de
voorzitter in een zeer gevaarlijke tijd. Ik juich
het van harte toe dat wij ook in onze gemeente geen
werkloosheid kennen, want wie die zelf aan den lijve
heeft ondervonden, weet pas wat dit heeft te betekenen,
maar toch mijnheer de voorzitter kan ik het niet anders
zien, dan dat wij met onze welvaart tegen het plafond
aan zitten. Ik hoop dat dit zich verder goed voor
geheel ons volk zal ontwikkelen, maar mijn mening is,
dat wij door dit leven met onze ogen open moeten lo
pen en dan is er heel wat waar te nemen waar wij niet
zo veel vertrouvenin kunnen stellen. En daarom mijn
heer de voorzitter moeten wij ook voor onze gemeente
een voorzichtig financieel beleid voeren, want dat
reserve-potje is zo weg, en dan komt er dit nog bij;
zullen de gemeenten een beroep kunnen blijven doen op
hogere uitkeringen van het gemeentefonds? Ik hoop
zulks, maar vrees het ergste.
Dat wil niet zeggen mijnheer de voorzitter dat ik een
bekrompen financieel beleid zou willen gaan voeren, en
nog veel minder wil ik hier een verwijt maken aan het
college van burgemeester en wethouders, voor datgene
wat in onze gemeente in 1955 tot stand is gekomen en
verbeterd; ik ben daar erkentelijk voor, en ik ga
nog verder mijnheer de voorzitter, er moet in Dintel
oord nog heel wat gebeuren, wat ook onze gemeente nog
belangrijke offers zal kosten, maar noodzakelijk op
uitvoering ligt te wachten.
En weer kom ik met de vraag mijnheer de voorzitter,
hoe ver bent u al gevorderd met het eerste plan der
riolering? Zit daar al wat schot in?
Aanleg van speeltuin en sportvelden, een vernieuwing
van huisnummers, andere straatnamen, uitbreiding
waterleiding in de onrendabele gebieden, een 3700 m2
nieuwe bestrating, en hoe denkt het college over
aanschaffing van uniforme vuilnisemmers enz,, met een
eigen vuilniswagen, die voor alle gemeentelijke diens
ten kan worden gebruikt.