-2-
Raad met grote welwillendheid de gastvrijheid verleende.
Wanneer een gemeente getroffen wordt door een ramp als die,
welke wij op 4 November 1944 moesten beleven, spreekt het
welhaast van zelf, dat niet het allereerst aan de restau
ratie van het raadhuis gedacht werd. Het lenigen van de
woningnood, door de bouw van noodwoningen, later gevolgd
door definitieve bouw, was primair. De herbouw van kerken
en bedrijfspanden, niet rechtstreeks tot de taak van de
gemeente behorende, begon echter allengs ook een aanvang
te nemen en het was dan ook geen wonder dat het gemeente
bestuur zijn aandacht tenslotte ook ging wijden aan een
betere huisvesting van de eigen diensten en daarbij de
restauratie van het raadhuis onder ogen ging zien.
Ik verklap, geloof ik geen geheim, als ik mededeel, dat
deze restauratie op vele en velerlei moeilijkheden stuitte.
Dat dit wel meer voor pleegt te komen, vooral wanneer on
derscheidene ministeries bij een zaak betrokken zijn,
zal ook U bekend zijn.
Ik zal hier echter niet al te veel in bijzonderheden treden,
toch val ik met een enkel woord de verschillende ambtena
ren van het Ministerie van Wederopbouw, waarmede uiter
aard het meeste overleg plaats had en de onderscheidene
functionarissen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
hier van harte dank zeggen voor hun zo vele malen getoon
de belangstelling en bereidheid tot medewerking aan de
oplossing van de onderscheidene moeilijkheden. Voor zover
ik voor de afwikkeling van de financiële verhouding in
de toekomst nog weder met hen in aanraking zal komen, hoop
ik ook dan niet te vergeefs een beroep op hen te doen.
Dat het Bestuur dezer gemeente en zijn verschillende
diensten thans weder behoorlijk zijn gehuisvest, is niet
in het minst te danken aan de uitnemende en zeer bekwame
architect Ir.J.de Wilde uit Breda,
Ik herinner mij nog zo goed, hoe de heer de Wilde aanhan
kelijk een opdracht kree^om een tweeledig plan tot res
tauratie te maken; n.l. eén waarbij het huis van de bode
S.de Wit gespaard bleef, en ëén waarbij dit huis mede af
gebroken zou worden.
Tot driemaal toe kwam de Architect met een plan, dat,
het bedoelde huis sparende, een oplossing wou geven voor
de vele eisen, die het gemeentebestuur stelde in verband
met de zich uitbreidende behoefte aan kantoorruimte, die
de toenemende overheidsbemoeiïningen en groei de admi
nistratie ook in een plattelandsgemeente nu eenmaal vroeg
Daarbij moest hij rekening houden met de eisen van Mo
numentenzorg en ten slotte toch ook nog met z'n eigen
aesthetische geweten.
Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat
hiermede het onmogelijke werd gevraagd, en dat het ten
slotte voor een ieder duidelijk was, dat uitbreiding
van het grondoppervlak 'en daarmede Onteigening van het
huis van de heer S.de Wit, onvermijdelijk waren.Het was
daarbij een gelukkige omstandigheid dat voor de heer de
Wit, die naast zijn beroep van schoenhandelaar, de functie
van gemeentebode uitoefent, op zeer geringe afstand
plaats was een nieuw pand te stichten. Dit heeft inmid
dels plaats gehad, en, naar ik meen, met volle tevreden
heid van het "slachtoffer".
Ter geruststelling van wellicht argwanende instantie' s
uit den Haag, moet ik hier aanstands aan toevoegen, dat
deze z,g.uitbreiding van het gemeentehuis, waar ik zo
juist over sprak, financiël - technisch gezien geen
uitbreiding is, doch wederopbouw van een elders gestaan
hebbend, doch geheel weggebombardeerd gemeente ge bouw.
I