interpretatie dan die u geeft. De heer FRANKEN: Dan bedoelen wij toch hetzelfde. Uit onze middelen hebben wij geld beschikbaar gesteld de officiële opdrachtsgevers waardig. Als dan uit dat rapport een aantal conclusies getrokken worden die wij niet volledig volgen, dan moet daar een reden voor zijn. Uit dit accountantsrapport lees ik en ik citeer waar ik in eerste termijn geen antwoord op heb gehad "uit de financiële jaarstukken blijkt dat de stimule ringsgelden een substantieel bestanddeel vormen van de exploi tatie. De gelden zijn uitsluitend ingezet in de vorm van premies aan werkgevers en particulieren. Dit lag overigens voor de hand gezien het ontbreken van gesubsidieerde plaatsen in Bergen op Zoom." Daarnaast heb ik in eerste termijn gezegd en dat herhaal ik weer, dat de financiële impulsen van de gemeente niet bedoeld waren voor de exploitatie, maar toege voegd zijn aan het vermogen. Dat betekent dus dat het particu lier initiatief met de huidige regeling buiten de gemeentelij ke subsidie zeer wel in staat is om kinderopvang te realise ren. Als dus nu op 1 januari 1996 de gelden ondergedompeld zijn in het gemeentefonds en dus niet meer als een doeluitke ring naar de gemeente toegaan, dan denk ik dat een afweging of we dat geld voor dat doel nog moeten inzetten ja of nee op zijn plaats was. In de commissievergadering, ik antwoord dan ook op een opmerking van mevrouw Kammeijer die zegt dat het CDA tegen kinderopvang is, hebben wij duidelijk gezegd welke categoieën volgens het CDA in aanmerking komen voor kinderop vang. Als u er dan niet bent, dan heeft u in ieder geval die discussie gemist, maar ik ben niet van plan dat hier te herha len. De heer BOOGAART: Ik was er wel maar ik heb het niet gehoord dat je gelden beschikbaar wilde stellen hiervoor. De heer FRANKEN: Als we het hebben over particuliere instel lingen die zeer wel bij machte zijn om kinderopvang te reali seren en we staan nu voor een andere financiering, dan is een heroverweging zeer wel mogelijk. Als u dan zegt fusie is per definitie een kwaliteitsverbetering, dan denk ik dat dat in het verleden ook wel eens anders uitgepakt is. Er zijn best particuliere instellingen die op dit moment goed functioneren en dan is altijd de vraag of als je er een instelling van maakt of dat dan beter is. Het gezegde wie bepaalt die betaalt geldt ook hier. De heer Van Es zei het al, maar bij de Peper bus en SKW hebben we dat ook meegemaakt, één instelling is niet per definitie een garantie voor kwaliteitsverbetering. Dan de samenwerking. Als dat uit de vier particuliere instel lingen zelf komt is dat naar mijn mening een goede zaak, want dan wordt het ook door die vier ondernemers gedragen en dan gaan ze daar ook zelf het voordeel van inzien. Ik denk dat je daar als gemeente alleen maar blij mee moet zijn. Echter opleggen om al vanaf medio 1997 het als een voorwaarde af te dwingen gaat ons te ver. Als we dan ook nog voor 1 januari 1997 een nieuwe verordening moeten vaststellen om die tijde lijke maatregel van bestuur, in samenwerking met Halsteren zo staat in het stuk, af te kondigen, dan zien wij niet in waarom 14 we niet met de herziening van de verordening hadden kunnen wachten en in 1996 gewoon op de oude voet verder hadden ge kund. De instellingen die toch al vier maanden gedraaid heb ben, hebben ook gehoopt dat de financiering de eerste vier maanden conform de oude regeling had plaatsgevonden. In ieder geval, het CDA zal het voorstel in deze vorm dan ook niet steunen. Mevrouw VAN OORSCHOT: Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn. De heer BOOGAART: Ik dacht dat ik in eerste termijn duidelijk had gemaakt waar ik voor stond en daar houd ik het bij. Mevrouw KAMMEIJER: Ik wilde even aangeven dat D66 wel degelijk bij de commissievergadering aanwezig was. Ik was wel aanwezig, maar dat is u klaarblijkelijk ontgaan mijnheer Franken. Ik kan niet instemmen met de oneigenlijke argumenten die u aanvoert, daar trek ik een andere conclusie uit. Dat heb ik in mijn eerste termijn willen aangeven. Verder denk ik dat de beantwoording van de wethouder niets aan duidelijkheid te wensen overlaat, maar wij hoefden dan ook niet meer overtuigd te worden. Wij stemmen van harte in met het voorstel. De heer WOLTJER: Ik wilde toch wel gebruik maken van de tweede termijn, want het antwoord van de portefeuillehouder heeft mij in zoverre nog sterker tot de overtuiging gebracht dat, wil je komen tot een realisatie van 80% bedrijfsplaatsenprofessio nalisering en een eventuele druk tot samenvoeging van alle vier de stichtingen daarbij een goede zaak is. Ik denk dat wanneer wij die 80% willen halen, we hebben daar een nieuwe externe directeur voor aangetrokken, dat deze man of vrouw meer mogelijkheden ziet om deze bedrjfsplaatsen te realiseren. De heer J. VAN ES: Nog even ten aanzien van de limitering van het vermogen. Ik moet u eerlijk bekennen dat ik niet weet of het in de subsidieverordening staat, maar als de wethouder het zegt zal het wel zo zijn. Ik denk dat we er wel op moeten letten of hier bijzondere omstandigheden en of dan een andere kwantificering van het vermogen moeten gebruiken dan bij sociaal culturele instellingen. Ik denk dat we bij het vast stellen van de subsidie voor 1997 hier toch wel even aandacht voor moeten hebben. De heer COPPENS: Door de beantwoording van de portefeuillehou der ben ik een beetje bedroefd geworden. Allereerst het positieve bericht dat ik heb ontvangen. We zijn blij met toezegging dat de subsidiestroom in ieder geval niet verder zal stijgen. Verder denk ik dat wij de notitie anders gelezen hebben dan u bem gelezen heeft. Voor de WD-fractie is voor elke beleidsno titie een financiële onderbouwing van groot belang. Met de stukken die wij hebben ontvangen, inclusief de stukken die wij °p het gemeentehuis hebben mogen inzien, hebben wij geen financiële rechtvaardiging kunnen vinden. Ik blijf er dus 15

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1996 | | pagina 90