nota locaal onderwijsbeleid. Ik denk dus dat we exact op dezelfde lijn zitten. De VOORZITTER: Mag ik concluderen dat u tevreden bent met het antwoord De heer WITHAGEN: In tweede termijn, want ik ben toch verrast door het antwoord van de portefeuillehouder. Betekent wat de portefeuillehouder net zei, ik zat goed te luisteren dacht ik, dat de gemeente de gebruiker wordt van de schoolbegeleidings dienst Mevrouw DEMMERS, wethouder: De middelen van de schoolbegelei dingsdienst komen straks naar de gemeente toe. Dat betekent dat de gemeente op basis van het gewenste beleid, in overleg met de schoolbesturen, tot een opzet moet komen welke taken zij door de schoolbegeleidingsdienst zou willen laten gebeu ren. Het gebeurt overigens in overleg, omdat er een afspraak in de wetgeving staat dat schoolbegeleidingsdiensten in een gebied met 20.000 leerlingen tot stand gebracht moet worden. De instelling moet dus gekoppeld worden aan 20.000 leerlingen. Als je dan hier in deze omgeving kijkt, dan is het streekge- west ongeveer vergelijkbaar met 20.000 leerlingen. De school begeleidingsdienst zoals wij die kennen, zal in principe ook de schoolbegeleidingsdienst blijven. Het ministerie heeft dit ook nog verduidelijkt door de middelen die er voor de school begeleidingsdienst komen te oormerken tot 1999, om daardoor ook een vinger aan de pols te houden en te bekijken of inder daad de gemeentes ook de kwaliteit van de schoolbegeleidings dienst in zullen blijven zetten zoals dat tot op heden wordt gedaan. Het is zo dat de gemeente, in samenwerking met het onderwijsveld en in samenwerking met meerdere gemeentes tot een opzet van de uiteindelijke taken van de schoolbegelei dingsdienst kan komen. Dat daaronder een heleboel taken zullen zijn die nu ook gebeuren, moge duidelijk zijn. Ik denk dat toetsingen e.d. als het onderwijsveld aangeeft dat ze daar heel erg goed mee uit de voeten kunnen, taken blijven. Naast de taken die de schoolbegeleidingsdienst nu verzorgt, zal ook de gemeente in het kader van het opzetten van het locaal onderwijsbeleid, in het kader van de achterstandbestrijding, gebruik kunnen maken van de schoolbegeleidingsdienst om bij de scholen een aantal taken te laten doen. De heer WITHAGEN: Dat betekent dat dat deel dat de gemeente gebruikt afgaat van de scholen in de toekomst. Mevrouw DEMMERS, wethouder: Het hoeft er niet af te gaan, het kan een toegevoegde waarde zijn.Nu is het zo dat scholen soms diensten van de schoolbegeleidingsdienst krijgen waar ze nu niet direct behoefte aan hebben op dat moment. Je kunt het dan veel meer toepassen op wat de scholen daadwerkelijk willen. De VOORZITTER: Nog iemand in tweede termijn Nee. Dan con cludeer ik dat de raad met dit voorstel kan instemmen. Deze discussie komt in de toekomst ongetwijfeld nog terug. 4 Beleidsnotitie kinderopvang 1996-1998. Nr. WE/3 De heer FRANKEN: Op 1-1-1996 zijn de stimuleringsgelden kin deropvang niet meer geoormerkt naar de gemeente gegaan, maar ondergedompeld in het gemeentefonds. Dat zou een moment kunnen zijn waarop je zegt, wat is ons standpunt als gemeente Bergen op Zoom ten aanzien van kinderopvang. Allereerst is dan de vraag, is kinderopvang een kerntaak en zo ja voor alle categorieën die u ook in uw stuk noemt, namelijk sociaal maatschappelijk geïndiceerden, eenoudergezinnen, tweede en volgende kinderen, ouders en verzorgers die beide gaan werken of studeren en overige. Verder wijzen de cijfers uit dat particulier initiatief in de afgelopen jaren wel degelijk gestalte heeft gegeven aan kin deropvang en dat het particulier initiatief zeer wel bij machte is om het zelf te runnen. In het begeleidende accountantsrapport staat dan ook dat bij een aantal instellingen de gemeentelijke bijdrage, de stimule ringsgelden voor kinderopvang niet noodzakelijk geweest zijn voor de exploitatie, maar in hoofdzaak zijn toegevoegd aan het eigen vermogen. Als een accountant dat in een begeleidend schrijven zegt, denk ik dat dat een vingerwijzig zou moeten 2ijn of we nu wel op de goede weg zijn om op die manier de gelden voor kinderopvang te besteden. Dan hebben we nog een andere zaak. Op 1-1-1997 hopen we ook dat kinderopvang Halsteren geregeld moet worden door de nieuw te vormen gemeente Bergen op Zoom. Dat betekent dat als we nu iets voor alleen Bergen op Zoom regelen in 1997 Halsteren daar ook aan toegevoegd zal moeten worden. Kortom, als we de cijfers van de accountant bekijken, bij ons oordeel betrekken het feit dat de discussie over de kerntaak niet gevoerd is en dat ook de financiële noodzaak om op deze manier voort te blijven gaan met de stimulering van de kinder opvang, dan denk ik dat we een voorstel hebben dat we nu eigenlijk liever niet hadden gezien. Dit hebben we ook in de commissie WERCS onder uw aandacht gebracht. Ik vind het jammer dat het voorstel hier ongewijzigd ter tafel ligt. Ik stel dan ook voor om deze notitie terug te nemen en met de elementen die ik net genoemd heb op een later moment dit jaar met een notitie te komen waarin de voornaamste bezwaren, namelijk de verdeling van de financiën, het meenemen van Halsteren en eventueel samenwerking, niet opgelegd door de gemeente maar vanuit de vier instellingen zelf, gestalte krijgen. Mevrouw DEMMERS, wethouder: Mag ik een tussenvraag stellen Is dit een voorstel van orde van het CDA Ik zou de status Van uw betoog graag duidelijk hebben. Be VOORZITTER: Ik begrijp een ordevoorstel. Be heer FRANKEN: Als u het in stemming wilt brengen Ik zou in stemming willen brengen het voorstel te verdagen. 5

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1996 | | pagina 85