te aan om de gemeenteraad een oordeel te vragen hoe zij over
de huisvesting van het maatschappelijk werk denkt. Ik zal het
u zo overhandigen, maar de strekking is, simpel gezegd, dat
wij het college voldoende ruimte willen geven om te zoeken
naar een adequate huisvesting, maar dat wij het niet willen
laten aankomen op 1 januari 1997 en ook niet^ op 1 oktober
1997, maar dat we in een vroegtijdig stadium willen weten en
dat ook het maatschappelijk werk ervan op de hoogte is dat ze
op korte termijn, lees in ieder geval uiterlijk 1 oktober,
weten waar ze definitief gehuisvest kunnen worden, zodat ze
hun taak kunnen verrichten.
De heer VAN DER KALLEN: Ik ondersteun nadrukkelijk het betoog,
ik wist niet dat het zo goed onderbouwd zou zijn, dat ben ik
van hem niet gewend. Ik ondersteun nadrukkelijk zijn totale
betoog.
De VOORZITTER: Dames en heren, u heeft de mening van het
college gevraagd. Laat ik dan even de stand van zaken geven.
Namens het college kan ik zeggen dat er geen verschil van
mening is tussen individuele wethouders of de raad als het
gaat om het adequaat huisvesten van het Algemeen Maatschappe
lijk Werk. Dat hebben wij het Algemeen Maatschappelijk Werk
ook vorig jaar december laten weten. Wij hebben hen geschreven
dat wij voor 1 april aan zouden geven welke oplossingen wij
voor hen in petto hebben. Uiterlijk per 1 januari 1997 zou dan
ook in de alternatieve huisvesting zijn voorzien.
Er lopen gesprekken, dat heeft u correct gelezen in de krant,
met het VGZ. Wij zijn daar voor eigen huisvesting en ook voor
het Algemeen Maatschappelijk Werk aan het kijken of daar een
mogelijkheid ligt. Wij krijgen op zeer korte termijn een
offerte. We hebben tekeningen. We zijn aan het kijken wat onze
eigen behoefte is en de behoefte van het Algemeen Maatschappe
lijk Werk. Daarover heeft wethouder Van de Water, namens het
college, morgenochtend, dacht ik, een afspraak met mensen van
het Algemeen Maatschappelijk Werk.
Als uw uitspraak is om voor 1 oktober hen te laten weten welke
oplossing wij denken te hebben
De heer VAN DEN KIEBOOM: Voor 1 juli, zodat er per 1 oktober
van definitieve huisvesting sprake kan zijn.
De VOORZITTER: Dat hoorde ik u net niet zeggen. Ik reageer dus
even op wat ik hoor. Als ik hoor dat wij aangegeven hebben dat
wij voor 1 april dat zullen laten weten en u geeft ons nog tot
1 oktober de tijd, dan is de uitspraak overbodig. Wij zijn
voornemens dat op kortere termijn te doen.
Morgen vindt er een gesprek plaatsdan zal ook over ruimtebe
hoefte etc. gesproken worden. Zodra de offerte er is zullen
wij op zo kort mogelijke termijn zaken afronden. Er zal regel
matig overleg met het maatschappelijk werk over plaatsvinden.
Je moet dan ook gaan kijken hoe je bepaalde dingen inricht.
Mocht dat geen oplossing zijn waar we nu mee bezig zijn, dan
blijft de garantie dat uiterlijk per 1 januari 1997 er een
andere oplossing gevonden zal worden. Dat is in december met
het Algemeen Maatschappelijk Werk afgesproken en daar staat
42
dit college nog steeds voor. Wij weten dat men verre van
ideaal gehuisvest is en wij zullen er ook alles aan doen om
eerder dan 1 januari 1997 tot een alternatieve oplossing e
komen. Dat hangt ook af van wat de huurprijzen zijn hoe wi]
tot een oplossing komen. De portefeuillehouder doet er alles
aan om tot de invulling te komen, dat kan ik namens het bei®
college hier mededelen. Ik zou u daarom willen vragen, laat
ons de zaak waar we nu mee bezig zijn afronden. In april
2ullen we u nader informeren of dit nu tot het gewenste resul
taat leidt. Als dit niet zo is zullen we aangeven welke wegen
we dan gaan bewandelen. Op heel korte termijn is er echter
overleg met het Algemeen Maatschappelijk Werk en zullen zij
nader geïnformeerd worden.
De heer VAN DER KALLEN: Ik vroeg me al af of er een porte
feuillewisseling had plaatsgevonden.
De VOORZITTER: Er werd gevraagd of er gesproken werd namens
het college. De gesprekken met het VGZ heeft ondergetekende
gehad
De heer VAN DE WATER, wethouder: Twee opmerkingen naar aanlei
ding van de commissievergadering. Ik neem de heer Van den
Kieboom de verwijten die hij maakt kwalijk. Ik heb in de
commissie gezegd dat ik herhaaldelijk bij iedere collegeverga
dering er bij het college op aandring dat een oplossing gevon
den moet worden. Het college zegt, we hebben afspraken dat we
voor 1 april beslissen. Ik vind dat jammer want ik zou liever
eerder beslissen. We hebben heel duidelijk afgesproken dat ik
het onder de aandacht breng om eigenlijk een oplossing af'te
dwingen. Het college heeft heel duidelijk gezegd, we hebben
afspraken en die afspraken komen we na.
Dan een tweede opmerking dat ik een afspraak heb met het
maatschappelijk werk. U zegt dat ik een afspraak maak en dan
vandaag die afspraak weer afzeg. Ik snap niet hoe u aan die
wijsheid komt. Ik heb afspraken gemaakt. Ik heb met mevrouw
Traets afgesproken dat ik haar na de vergadering van B&W zou
bellen. Dat heb ik gedaan. Ik vind, mijnheer Van den Kieboom,
dat u zich, als u dit soort opmerkingen maakt, wat beter moet
oriënteren. Morgen vindt inderdaad met het Algemeen Maatschap
pelijk Werk een gesprek plaats om op zo kort mogelijke termijn
in overleg met het college een adequate oplossing te vinden.
De heer VAN DEN KIEBOOM: In de motie heb ik aangegeven dat wij
draag zouden zien dat de raad de motie aanneemt, omdat we dan
uiterlijk 1 juli duidelijkheid hebben over de huisvesting van
het maatschappelijk werk. Waarom Omdat wij goede redenen
hebben om aan te nemen dat na 1 oktober het verder blijven
huren van de ruimte in het ABG nagenoeg onmogelijk is.
De heer VAN DE WATER, wethouder: Ik heb duidelijke afspraken
demaakt met maatschappelijk werk.
De heer VAN DEN KIEBOOM: Wij willen gewoon garanties dat per 1
juli, dat moet geen probleem zijn als ik uw woorden goed
beluister, bekend is waar het Algemeen Maatschappelijk Werk
43