g. Notitie inzake financiering zwembad.
h. Beroep en verzoek om voorlopige voorziening tegen de goed
keuring van de le herziening van het bestemmingsplan
"Wouwsestraatweg"
i. Brief van het Algemeen Burger Gasthuis d.d. 1 februari
1996 inzake privatisering.
f^
De heer WOLTJER: Ik vind dit een zeer ongelukkige motie, die
voor mijn gevoel het gevoel van onveiligheid eerder vergroot
als je je als politiek op deze manier uitspreekt. Wat mij
betreft mag deze motie aan de kant worden gelegd.
De VOORZITTER: Het voor kennisgeving aannemen houdt dat, denk
ik, ook in.
Dan zijn deze zaken voor kennisgeving aangenomen.
Voorgesteld wordt te berichten conform concept-brief op:
1. Brieven van de heer M.A. Knopjes d.d. 30 januari en
26 december 1995 inzake verkoop plantsoen nabij Victorie
straat no. 1.
Mevrouw KAMMEIJER: Hoewel het een zaak is die natuurlijk
gemandateerd is aan het college wil ik toch herhalen dat wij
het hier niet mee eens zijn. Wij waren voor verkoop en daar
blijven wij bij.
De heer FRANKEN: Zoals u weet is dit een aantal malen in de
commissievergadering geweest en daar tekende zich af dat de
meerderheid was voor verkoop. Alleen de verkoop van dit soort
percelen is gedelegeerd aan BenW, met andere woorden, als je
daar een wijziging in aan zou willen brengen, _dan^ staat de
raad alleen maar de weg open van delegatiebesluit intrekken,
een ander besluit nemen en daarna het delegatiebesluit uit
praktische overwegingen weer teruggeven.
Toch is het jammer dat als BenW weet dat dit de formele proce
dure is, zij volhardt in haar standpunt om dit perceel niet
ter verkoop aan te bieden.
Als we de historie nog bekijken, dan heeft de heer Knopjes al
een hele tijd geleden een verzoek ingediend. Toen is daar een
antwoord op gekomen dat BenW wel bereid waren een "inritver
gunning" om het zomaar te noemen te geven. De heer Knopjes
heeft toen antwoord gekregen.
Daarna is er een groenstructuurplan gekomen. Alleen vind ik
dat als een groenstructuurplan pas verschijnt en ter kennis is
gebracht nadat een verzoek ingediend is, dit verzoek als een
soort overgangszaak moet worden behandeld. Toch volhardt BenW
in de afwijzing. Behalve een zakelijke kant denk ik dat er ook
een communicatieve kant aan het geheel zit. Allereerst als
BenW antwoordt dat het hier gaat om een waardevol stukje groen
en een boom en die boom staat er niet, dan voelt een burger
zich eigenlijk een beetje genomen. Dan zeggen ze, heeft BenW
het wel over hetzelfde perceel dat ik voor mijn deur heb
10
liggen. Daarnaast, als de heer Knopjes een brief schrijft en
we zitten nu 13 maanden daarna en hij krijgt antwoord denk ik
dat die termijn ook niet in de Algemene Wet Bestuursrecht
genoemd wordt, want die termijn is denk ik wel wat korter. Als
dan de brief behandeld wordt en de heer Knopjes krijgt twee
dagen nadat de vergadering heeft plaatsgevondeneen uitnodi
ging om op die vergadering te verschijnen, dan vind ik dat m
elk geval een slordige fout in de communicatie.
Dan is de vraag wat rest. Ik vroeg me af wat nu toch de reden
was dat BenW volhardt in haar standpunt. BenW wordt gevormd
door wijze mensen, zij hebben alles dus goed overdacht.
De VOORZITTER: Laten we het daarover eens zijn.
De heer FRANKEN: Behalve dat er een adviescommissie is, denk
ik dat er ook een uitspraak van de raad zou moeten liggen om
BenW wellicht tot een ander standpunt te brengen. Daarom wil
ik namens een aantal leden van de CDA-fractie een motie^ indie
nen, waarin staat - ik denk echter dat ik beter de motie door
u, voorzitter, kan laten voorlezen - dat wij het standpunt van
BenW niet delen, dat wij op grond van een aantal argumenten
menen dat er wel degelijk sprake vanverkoop zou mogenzijn en
dat wij eigenlijk het college uitnodigen, als deze motie wordt
aangenomen en u in ieder geval weet hoe de meerderheid van de
raad erover denkt en u wijs als u bent en in ieder geval nog
eens een keer denkend aan wat zij in eerste opwelling wellicht
hebben besloten, ze na rijp beraad deze motie willen gaan
uitvoeren
Tot zover in eerste termijn.
De VOORZITTER: Ik heb een motie in ontvangst genomen, behoren
de bij agendapunt 13 van de raadsagenda van donderdag 29
februari 1996, met de volgende inhoud:
De raad van de gemeente Bergen op Zoom in vergadering bijeen
op donderdag 29 februari 1996 overwegende dat
- de conceptbrief aan Dhr. M. Knopjes niet het gevoelen weer
geeft van de gemeenteraad van Bergen op Zoom
- Dhr. M. Knopjes al geruime tijd geleden een verzoek heeft
ingediend voor het verwerven van het bedoelde stukje grond,
ruim voordat er een groenstructuurplan was
- het bedoelde plantsoen niet gekarakteriseerd kan worden als
structureel groen en dat de omschrijving beeldbepalend groen
op z'n minst twijfelachtig is
- het hier om een verkoop gaat van een stukje "plantsoen"
met daarna een bestemmingsplanwijziging waarin de raad van
de gemeente Bergen op Zoom wel een rol speelt
is van mening dat Dhr. M.A. Knopjes het bedoelde perceel mag
kopen onder de gebruikelijke voorwaarden en
nodigt het college van Burgemeester en Wethouders uit om hun
eerder genomen collegebesluit inzake verkoop te herzien
en gaat over tot de orde van de dag
Dit stuk maakt hiermee onderdeel uit van de discussie.
11