verleden die bepaald niet als monumentaal kunnen wordenaange
merkt. Dit is er één van. Mijn fractie heeft grote moeite met
dit voorstel, maar wij trachten vanuit de gegevenheden van het
verleden wat goeds voor de toekomst tot stand te brengen
middels onze vraagstelling. In de eerste plaats wil mijn frac
tie u dringend vragen en ik denk dat dat wellicht de porte
feuille Economische Zaken betreft, om het gemeentelijke ver
spreid woningbezit in deze gemeente, waarvan wij eigenlijk als
beleidsuitgangspunt hebben vastgesteld dat het afgestoten moet
worden, in die gevallen dat dit om technische dan om
aantrekkelijkheidsredenen niet mogelijk is, de overblijvende
restanten te laten vallen onder de onderhandelingen^ die ook
met de woonwagens aan de gang zijn, om dat wel degelijk onder
te brengen bij verhuurders. Wij zijn als gemeente geen ver
huurder. Dat we dat niet zijn blijkt uit uweigen stuk. In uw
stuk staat namelijk dat we zowel financiën als mankracht
tekort komen om behoorlijk onderhoud te plegen, dus wij zijn
niet in staat om een normale verhuuractie te plegen. Ik wil u
dus dringend vragen om met name dit soort zaken toch in de
onderhandelingen te brengen. De besluitvorming van destijds,
om welke reden dan ook tot stand gebracht, is voor verandering
vatbaar. Dat dat misschien geld kost, datis een kosten baten
analyse. Dat is het eerste voorstel dat wij u doen.
Ten tweede. Er ontstaat een nieuwe situatie. De afgelopen
jaren is op dit immense huurbedrag geen huurverhoging toege
past, geen wettelijke huurverhoging, ook al waren wij daar
wettelijk wellicht toe in staat geweest. We kunnen dit wel
licht afdoen met de mededeling dat het aan onderhoud heeft
ontbroken, zoals u zelf in uw stuk zet. Toch denken wij dat
met de nieuwe situatie de wettelijke huurverhoging wel dege
lijk zou kunnen worden toegepast. Dat maakt in ieder geval het
financieel plaatje zoals dat er nu ligt wellicht iets draag
lijker. Bepaald niet helemaal, maar misschien iets.
Ten derde hebben wij een huurovereenkomst. Die huurovereen
komst zegt iets over het feitelijk gebruik van het terrein.
Het verwijst naar wettelijke voorschriften. Wij willen graag
dat ook met deze nieuwe situatie over het gebruik van het
terrein in het kader van de provinciale wetgeving en het
gelijkheidsbeginsel naar anderen in deze gemeente heel funda
menteel wordt nagedacht en misschien een eind wordt gemaakt
aan een uitzonderingssituatie aldaar.
De heer VERMEULEN: De CDA-fractie stemt in met het voorstel
dat hier ligt. Het is niet omdat wij dat zo graag willen, maar
omdat wij denken dat wij niet anders kunnen. Wij hebben hier
te maken met een contract dat een aantal jaren geleden is
aangegaan, waar rechten en verplichtingen voor beide partijen
zijn overeengekomen. Als de ene partij zijn verplichtingen uit
dat specifieke contract nakomt, dan heb je dat als gemeente
ook te doen. In concreto betekent dat in dit geval het be
schikbaar stellen van woonruimte waar ook daadwerkelijk in
gewoond kan worden. Dat dat veel geld kost en pijnlijk is, is
natuurlijk wel zo maar dat is onvermijdelijk. We kunnen ons
alleen troosten met de gedachte dat we wat dit betreft in dit
land niet de enige gemeente zijn waar dit voorkomt. Gaat u
maar kijken, iedere gemeente heeft zo zijn vaste klanten die
42
niet in een normale woonomgeving te plaatsen zijn en waarme je
iets moet doen, vaak tegen zeer hoge kosten. We zijn wel
minder gecharmeerd van het feit van de redegevmg die u in uw
stuk geeft waarom er al die jaren niet is gecontroleerd. Ik
denk dat het een gemeentelijke plicht is om dat wel te doen,
ook al besef ik dat dit in sommige gevallen weieens moeilijk
kan zijn. Het lijkt me wel verstandig, dit tot slot, dat de
toezegging die door de huurder is gedaan om medewerking te
verlenen bij het verplaatsen als het moment daar is in
kader van het toeristisch-recreatief ontwikkelingsbeleid van
deze stad, over een weer bevestigd wordt. Ik zou niet zover
willen gaan dat we moeten spreken, zoals de li3st Linssen
doet? van verlaten, want als het eenmaal bi j. een rechter komt,
dan denk ik dat een rechter die te maken krijgt met een huur
opzegging of een ontbinding op dit soort bepalingen geen
hoeft te slaan.
De heer J. VAN ES: Een drietal aspecten. Ik denk inderdaad dat
een schriftelijke vastlegging, zoals de heer Linssen voor
stelt, een goede zaak is. Daarnaast is het nu wel de bedoeling
om de onderhoudssituatie van de woning wat regelmatiger
controleren, dus nu een wat hogere dan de f. 25000, die we
een aantal jaren geleden hebben uitgegeven. We spreken nu over
f. 38000,-, afgezien van de bijkomende kosten. Misschien a
het nu wel loont om er eens wat nauwkeuriger op te letten. Als
we natuurlijk een woning moeten gaan verplaatsen die een
aantal jaren gestaan heeft en waar geen onderhoud op gepleegd
is, dan wordt de verplaatsing ook bijzonder moeilijk en kan je
waarschijnlijk gelijk in een keer afbreken. Ik denk als we
verplaatsing in de toekomst in het achterhoofd houden, we hier
wat beter attent op moeten zijn. Dan is ook een regelmatige
controle nodig, zoals de heer Bolsius aangaf, van de^ regionale
milieudienst die dan goed moet gaan kijken hoe de situatie op
dat terrein zich ontwikkelt.
De heer JANSSEN, wethouder: Een raadsvoorstel met een lange
voorgeschiedenis, dat is door meerdere fracties gesteld. Ik
denk ook dat in dat kader het voorstel mede dient te worden
gewogen, althans het college heeft dat wel gedaan. Een aantal
opmerkingen van de zijde van het college over datgene wat de
heer Linssen ons voorstelt en eigenlijk ook de heer Vermeulen
en de heer Van Es van Gemeentebelangen/Stadspartij. Zij dnn
gen erop aan dat een mondelinge toezegging over een verplaat
sing indien de locatie voor ons nodig wordt in het van
toerisme en recreatie moet worden vastgelegd. Ik denk dat da
zeker het geval moet zijn, maar ik betwijfel nu zo, zo
even voor de vuist weg, of je dit als een voorwaarde kunt
stellen bij deze vernieuwing van het gebouw. Ik denk dat je
als overheid in deze verplicht bent om als goed huisvader deze
woning als het ware aan deze mensen te huur aan te bieden.
Maar dat het de intentie is, als u die uitspraak van ons wilt
dan graag, om tot een schriftelijke bevestiging te komen, dan
heeft u in ieder geval onze toezegging.
De heer Bolsius heeft het over het verspreid woningbezit en
zegt dat het eigenlijk, gehoord hebbende of gelezen hebbende
het stuk, goed zou zijn dat we een en ander zouden afstoten.
43