belangstelling uit naar de toegezegde parkeernotadie begin volgend jaar zal verschijnen. Dan wat betreft de kostendekkendheid van de parkeerexploita- tie. Als we praten over de realisering van een parkeergarage op het Past. Joorenplein binnen het kader van een kostendek kende parkeerexploitatie voor de hele binnenstad, dan kan dit feitelijk niet los worden gezien van, overeenkomstig de uit gangspunten van het Beleidsplan Binnenstad, elders te realise ren parkeergarages. Dit houdt voor de WD-fractie in dat voor het huidige tekort van ongeveer f. 130.000,- al dan niet vergroot door een tariefswijziging voor de vergunninghouders, het college moet proberen het tekort te dekken via een strakke beheersing van de stichtingskosten van de realisering van een parkeergarage op het Mineurplein. Het moge daarom duidelijk zijn dat wij ook de motie, ingediend door de heer Bolsius, hebben ondertekend. Tenslotte nog een opmerking over wie de parkeerexploitatie voor haar rekening neemt. Het is een gegeven dat landelijk op verschillende plaatsen de exploitatie van parkeergarages plaatsvindt door gespecialiseerde particuliere exploitanten. De WD-fractie heeft altijd als standpunt verkondigd dat als een gemeentelijke taak door particulieren kan worden uitge voerd, mits het niet expliciet een zorg van de overheid is en mits het aantrekkelijk is voor de gemeente, hiernaar serieus gekeken dient te worden. Wij zijn dan ook benieuwd naar de resultaten van het overleg met Q-parc en andere exploitanten. Met deze gemaakte aantekeningen kunnen wij instemmen met het voorstel. Evenals het college ziet de WD—fractie de parkeer garage op het Past. Joorenplein als een belangrijke voorwaarde om de binnenstad als regionaal koopcentrum te laten functione ren. De VOORZITTER: Dan vervolgen wij de discussie na een korte schorsing. Aldus schorst de voorzitter de vergadering om 20.35 uur. 20.40 uur. De VOORZITTER: Dames en heren, wij stellen voor de vergadering te hervatten. De heer JANSSEN, wethouder: Gelukkig is de eerste termijn van de raadsvergadering wat minder lang geweest dan de eerste termijn van de commissievergadering. Ik heb in de commissie vergadering een uitgebreide eerste termijn van mijn kant gehad en ik zal proberen om die ook wat te bekorten. Ik denk dat dit wel lukt, daar - als ik zo eens de opmerkingen en vragen naloop die door de raad zijn gemaakt en gesteld - ik moet constateren dat een heleboel opmerkingen niet meer herhaald zijn, omdat ze blijkbaar in de commissie reeds goed beantwoord zijn. Laten we toch maar een aantal vragen en opmerkingen de revue laten passeren. Het belangrijke daarbij is natuurlijk de opmerking die gemaakt is van meerdere zijden over vermeende toezeggingen die gedaan zouden zijn aan grootgrutters, in dit geval in het bijzonder A&P. Daar is geen sprake van. Er is destijds bij het verplaat- 18 sen van toen nog de Jac. Hermans, meen ik, naar de huidige plaats gezegd dat wij ons zouden inspannen om een ruimte te creëren met een aantal vierkante meters voor food,^ zonder dat wij daarvan gezegd hebben dat A&P daar daadwerkelijk aanspraak op kon maken. Er is dus geen toezegging gedaan. Als de heer van der Kallen van een werknemer van A&P hoort dat dat wel het geval is, dan heeft blijkbaar de directie de werknemers_ niet goed ingelicht of is de heer Van der Kallen erg goedgelovig. De opmerking van de heer Woltjer over procedurefouten kan ik eerlijk gezegd niet plaatsen. Ik ga ervan uit en het college gaat ervan uit dat wij in deze geen procedurefouten hebben gemaakt en dat we ze ook niet zullen gaan maken in het vervolg van het traject. Over de artikel 49 aangelegenheden en plan- schade is in de commissie uitvoerig met elkaar gediscussieerd. Niet alleen in de commissie Stadsontwikkeling, maar ook in de commissie Financiën heb ik begrepen. Het college is daar denk ik in zijn opstelling, ook in het stuk dat u vanavond met ons bediscussieerd betrekkelijk helder. De redenering is simpelweg deze, dat de planschades die in dit geval in bebouwde omgevin gen als de binnenstad worden uitbetaald of dreigen te moeten worden uitbetaald, zou je, als het kan, mogelijk kunnen laten rusten op het object, maar daar waar het dat verre over schrijdt is het betrekkelijk logisch dat uit een algemeen fonds te halen. U weet, net als wij, dat wanneer je in de dichtbebouwde omgeving met zaken bezig gaat in de ruimtelijke ordeningssfeer, zijnde wijzigingen in de ruimtelijke ordening, het dan wel heel toevallig is wanneer daar geen planschade uit voortkomt. Dat geldt niet alleen voor een parkeergarage, maar dat geldt in feite voor alles. De opmerkingen die van diverse zijden gemaakt zijn over de vergunningregeling. Ik begrijp bij enkelen, dat is onder andere het geval bij lijst Linssen dat zij ons verdenken van enig stiekem gedrag, als ik het zo mag verwoorden. Soms denkt men wel eens dat dit soort gedachten vaak dicht bij huis ontstaan, mijnheer Linssen. Ik bedoel daarmee, het is in ieder geval niet in mijn gedachten opgekomen om een soort van blik semafleider te hebben om daarmee het plan Past. Joorenplein door de raad heen te jassen, zoals het weieens is geformu leerd. Zeker niet 1 Wij hebben niets anders bedoeld met de financiële onderbouwing dan u inzicht te geven in de exploi tatie als totaliteit. Wij hebben daar een bepaalde redenering op losgelaten en we hebben geconstateerd dat wij sinds 1983 geen verhoging meer hebben laten plaatsvinden, wij hebben geconstateerd dat wij van het dagparkeren voor vergunninghou ders nu het 24-uur parkeren gaan invoeren. We hebben ook geconstateerd dat het aantal parkeerplaatsen aanzienlijk wordt vergroot en niet in de verhouding 1 1,5 maar in de verhou ding 1:1. Met andere woorden, wij bieden veel meer aan dan wij in het verleden altijd gedaan hebben. Dat is de reden geweest waarom wij gezegd hebben, als we toch praten over het totaal parkeergebeuren, ook financieel, moeten we dat ook tegen het daglicht houden, zonder daarmee op dit moment, dat zeg ik niet alleen tegen u maar tegen allen die hier een opmerking over gemaakt hebben, een definitief besluit aan u voor te leggen. Dat komt, dat is door meerderen gezegd en door mij in de commissie nog eens aangehaald, in februari/maart. 19

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1996 | | pagina 225