daar met de tweede MARAP op terug zullen komen. De heer STUART, wethouder: Dan tenslotte nog de kapitaallas- ten, de opmerking van de heer Bolsius. Ik ben het helemaal eens met de gedachte, dat als door omstandigheden bepaalde investeringen niet of nog niet zijn uitgevoerd en er zou daardoor budgettaire ruimte ontstaan die je anders kunt invul len, dit helder gemaakt moet worden. Het zou kunnen dat je daar behoefte aan hebt. Dat hoort thuis in de rapportageplicht van de budgethouders. Een eerste aanzet hebben we natuurlijk gedaan met de investeringslijst. Je kunt nu ongeveer de stand van de kredieten volgen, maar nog niet helemaal. Dat ben ik eens. Dat moet een soort tweede natuur zijn, eigenlijk, en zover zijn we nog niet. Ik haast me te zeggen dat ik ook een aantal argumenten zou kunnen aandragen die daar een verklaring voor geven, bijv. het nieuwe beheersinstrumentarium voor Stadsontwikkelng en - beheer is er nog niet, omdat we de conclusies van het Coopers en Lybrandt onderzoek ingesluisd hebben in het I&A verhaal. Het I&A verhaal loopt nog. We moeten onszelf ook niet over de kop jagen om te proberen dat nu weer naar voren te halen. Als je het vergelijkt met de eerste MARAP die wij maakten, dan hebben we naar mijn mening toch een paar geweldigde stappen gezet. Hoe meer informatie we hebben, hoe grotere stappen je vervolgens ook kunt en wilt zetten. Ik denk dat we de I&A-projecten toch eerst maar netjes tot uitvoering moeten brengen om vervolgens de duimschroeven aan te draaien. Ik denk dat dit op dit moment niet echt zinvol is. Maar de constatering dat als er budgettaire ruimte bestaat die men anderszins zou kunnen of willen opvullen, zou dan bekend moeten zijn. Daar is de MARAP bij uitstek voor. De heer WITHAGEN: Ik ben natuurlijk accoord met het verhaal van de portefeuillehouder als zodanig om met name de normale rapportage van de accountant die dit in feite mee moet nemen, in eerste instantie af te wachten. Vandaar dat ik ook mijn in de eerste termijn gevraagde opzet om vanaf nu al te gaan kijken intrek als wij vantevoren de opzet van het totaalver- haal krijgen. We kunnen dan de zaken nog bekijken. Geen pro bleem hiermee, ik kan hiermee accoord gaan. Voor wat betreft FAZA wil ik nog even opmerken, dat we nu toch een tijdje met die posten slepen en ik weet wel dat we dingen op volgorde moeten doen en niet het een gelijk met het andere, maar ik blijf er toch op aandringen, dit is toch een heel belangrijke stap, in het totaal sluitend maken van de systema tiek. Vandaar dat ik het toch maar even in eerste termijn heb genoemd om het in deze notulen te krijgen. De heer VAN DER KALLEN: Ik betreur het dat er toch niet meer haast mee wordt gemaakt, maar gezien de stemming in de raad zullen we dat accepteren en in die zin ook accoord gaan met het voorstel. De VOORZITTER: Ik denk dat we deze discussie dan kunnen afron den. Ik constateer dat u met de derde MARAP zoals die er ligt, accoord gaat. 30 Eerste MARAP 1996. Nr. BD-Fin/25. De heer BOLSIUS: Het is mij jammer genoeg in de commissie °ntgaan, maar ik zou dan toch graag nu de vraag willen stel len, wanneer de nota inzake de kosten FAZA die toegezegd wordt inzake de taakstellende efficiencyverbetering, tot ons komt. Hij wordt toegezegd maar het is in het kader hoe wij met elkaar omgaan ook best wel eens goed om te zeggen, het wordt in die en die maand. De VOORZITTER: Ik dacht dat in het stuk aangegeven is dat het gelijk zal zijn met de tweede MARAP. Ik heb dat ergens gezien. De heer BOLSIUS: Wanneer komt dan de tweede MARAP De VOORZITTER: De tweede MARAP gaat altijd over de periode tot en met augustus, die wordt dan meestal in september opgesteld. Ik ga er vanuit dat die in oktober naar u toekomt. Dat is het uitgangspunt. Ik wil ook helder zijn, aan de taak stelling wordt op dit moment gewerkt. Maar alsu op dit moment ziet wat er, ook in het kader van de herindeling, allemaal op het bordje ligt van diezelfde mensen, dan wordt er heel hard gewerkt en dan willen we een heleboel dingen tegelijk. Je kunt iedereen over de kling jagen, maar dan komt er misschien helemaal niets uit. Daar schieten we ook niets mee op. Met verstand gaan we daarmee om. Wij zeggen hier, met de tweede MARAP, in beginsel in oktober, komen we daarop terug. Als dat niet lukt, dan melden we u dat ook. Het college hecht er echter net zoveel als u aan om hiermee te komen. De heer BOLSIUS: De raad hecht er denk ik ook aan, omdat daarmee een stuk deelvraagstelling wordt voorkomen. Nu zou je dan ingaan op elke post die bij FAZA in de plus of de min is gaan zitten, wat wij nu uiteraard niet laten gebeuren. Wij Wachten de nota afwaardoor we ook beter structureel de samenhang zien. De VOORZITTER: Ik constateer dat u met deze eerste MARAP 1996 instemt. fiarantie geldlening Stichting Huize Sint Catharina. Nr. BD-Fin/23 De heer VAN DER KALLEN: Ik vraag, om redenen die ik bekend acht, aantekening tegen dit voorstel en datzelfde geldt ook Voor agendapunt 28. De VOORZITTER: Ik concludeer dan dat dit voorstel is aangeno men met aantekening van de heer Van der Kallen. Sarantie geldlening Woningstichting "Bergen op Zoom". Nr. BD-Fin/24 De VOORZITTER: Daar geldt hetzelfde voor als voor punt 27, dus flit agendapunt wordt aangenomen met aantekening van de heer 31

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1996 | | pagina 151