in dit land hebben na te leven en de mogelijkheden die wij hebben De VOORZITTER: U krijgt in tweede termijn gelegenheid te reageren - De heer VAN DER KALLEN: Ik voel mij als raadslid aangesproken. De woorden van lijst Linssen zouden erop kunnen wijzen, dat zij wel willen maar wij niet willen. Ik denk dat we allemaal willen, maar dat we vastzitten aan de mogelijkheden die we hebben en aan de onmogelijkheden die er zijn. De heer VAN LINDEN: Ik denk wel dat de discussie die hier in de raad van Bergen op Zoom gehouden wordt, ook in Den Haag gesignaleerd wordt. Dat kan toch ook weer een sein zijn, mijnheer Van der Kallen. De VOORZITTER: U faxt de notulen. De heer J.VAN ES: Ik heb een golfbeweging in de betogen vast gesteld. Toen mevrouw Kammeijer begon dacht ik: O, daar gaan we weer. Het sonore geluid van de heer Van den Kieboom heb ik eigenlijk maar even gehoord en het ging eigenlijk een beetje zo door. Ik dacht dat we eerst de commissievergadering over gingen doen, maar dat hebben ze niet gedaan. Ik hoop dat u daar ook een beetje rekening mee wilt houden in de beantwoor ding. Uit de commissie komt toch een algemene tendens naar voren dat we niet gelukkig zijn met de situatie. Eigenlijk zijn we voor het blok gezet en kunnen niet anders door de omstandigheden. De nota geeft alle voor- en nadelen aan van het gevolgde en te volgen beleid en het is daarom een goede nota. Dat ons de reden waarom de nota is opgesteld niet aan staat zegt nog niets over de kwaliteit. Er kan een mooie grafrede gehouden worden, maar dat maakt de begrafenis nog niet vrolijker. Als je diep in ons hart kijkt zouden we na tuurlijk het liefst alle coffeeshops sluiten en alle Fransen en Belgen verbieden het gebied van Bergen op Zoom te betreden. Dat zou dan tegelijkertijd het parkeerprobleem aan de Binnen schelde misschien kunnen oplossen. Maar we weten met zijn allen dat dat hersenspinsels zijn. Daarom is de voorliggende nota en het daarin voorgestelde beleid hetgeen waar we het mee zullen moeten doen. Ik dring wel aan op een strikt handha vingsbeleid en vind dat kosten noch moeite gespaard moeten worden om dit krachtdadig door te voeren. Alle mogelijk midde len moeten daarbij worden aangewend. Voorzitter, ik dacht dat u in de commissie de heer Van Linden duidelijk had gemaakt dat een gemeentelijke exploitatie van een softdrugs-distributiecentrum illegaal is, omdat de opium wet de handel in softdrugs verbiedt. Dat heeft hij ook begre pen, maar gelijk komen ze dan weer met een voorstel, de heer Van der Kallen heeft het heel duidelijk verwoord, om het maar op het bordje van Ossendrecht te leggen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Je zou dan Ossendrecht in dezelfde situatie brengen, want illegaal is illegaal. Het blijft behelpen. Alles bij elkaar opgeteld kunnen we tot geen andere conclusie komen dan dat wij het voorgestelde 16 gemeentelijke coffeeshop- en softdrugsbeleid, zoals verwoord op blz. 41 van de conceptnota en in het besluit, moeten ond steunen. De VOORZITTER: In een onheldere situatie van "gedogen" ben ik het met iedereen eens die zegt dat je daar me vro 1 j wordt en dat het een falend overheidsbeleid is. Het 1S feite een puur slechte zaak. Het OM en niet de gemeente heeft bepaald dat men onder bepaalde omstandigheden een ^der prioriteit geeft aan de opsporing en vervolging. In die situa tie willen we als gemeente bestuurlijk een beleid kunnen voeren en willen we grenzen stellen. In belangrijke matei is dat ook een reactie op het draagvlak wat er in °nze .s^tie"^ ving is ten opzichte van de overlast die wel degelijk door burgers ervaren wordt. Daar mede bepalend voor is, wat j voor signalen daarover moeten afgeven dat die overlas acceptabel is. Aansluitend bij die AHOI-G-criteria f-® zijn willen wij ruimte geven aan het voorzien in de lokale behoefte groothandel doorkomen, om toch de overlast en aantasting van het woon- en leefklimaat die er is te bestrij den. Tegen die achtergrond willen we het aantal coffeesh p beperken en ook de mogelijkheden om daar te komen, oo openingstijden te limiteren. Beperking van de overlast is uitgangspunt. De rijksoverheid, minister Sorgdrager, vindt ook dat gemeenten een eigen beleid moeten kunnen voeren en wil gemeenten steunen bij het terugdringen van het aantal coffees- hops. Zij kondigt een aantal maatregelen aan en gaat ervan uir dat wij voldoende instrumenten hebben. Nu is door een aantal raadsleden vraagtekens gezet bij het hebben van voldoen e instrumenten. Dat is allemaal correctDat ervaren wij ook zo. We kunnen daar erg lang over door blijven praten, maar ik dat het belangrijk is om,en dat hebben we ook aangegeven, ons grenzen te verkennen, ook al zijn er nog een aantal onzekerhe den. Als u aan mij zekerheden vraagt zal ik die vanavond oo niet aan kunnen geven. Wij zullen naar onze burgers helder moeten maken waar wij vinden dat de grenzen zijn en wat we- daaraan gaan doen. Als wij in het traject dat wij met elkaar ingaan tot de ontdekking komen dat wij onvoldoende instrumen ten hebben, dan zullen wij daarna onze weg rechtstreeks, via faxen, partijlijnen en dwars overal over en onderdoornaar kanalen bij Tweede Kamer en Kabinet zoeken om duidelijk e maken wat voor aanvullende instrumenten wij nodig hebben, in de commissiebehandeling is duidelijk geworden dat het aanta mogelijkheden beperkt is. Wij willen die beperkte mogelijkhe den maximaal gebruiken en, dit richting CDA, consistent gaan toepassen qua signalering, qua opvolging. Bij sommige dingen kan je zeggen, "geloof je nu echt dat dat allemaal helpt. Met sommige dingen moet je gewoon beginnen en consistent blijven. Dat is dan de naïviteit waarvan u spreekt, mijnheer Smits. Natuurlijk zijn er altijd weer slimme mensen die iets anders zullen bedenken, maar daarom zullen we de^ ontwikkelingennauw gezet moeten volgen en daar dan weer op inspelen. Dat zijn we verplicht aan onze burgers die er echt genoeg van hebben en niet alles melden omdat men angstig is en_ zich afvraagd wat doet de gemeente hiermee. De signalen zijn helder en als bestuur zijn wij verplicht al het mogelijk te doen. Dat geldt 17

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1996 | | pagina 13