kenen dat de stichting droog zou vallen, dan heb ik toch de stellige indruk dat hier sprake zou zijn van onbehoorlijk bestuur. Ik denk dat we dan terecht door de betrokken stich ting aangesproken zouden kunnen worden. Dat zit mij als be stuurder hoog. Ik wil niet het gevoel hebben terecht aange sproken te kunnen worden voor onbehoorlijk bestuur. Desal niettemin vind ik de argumenten, gebruikt door de heer Witha gen, de heer Van Es en mevrouw Van Oorschot, zeer legitieme en juiste argumenten. Ik zou graag willen dat het college bij de beantwoording en ook de andere partijen bij hun stellingname dat element van onbehoorlijk bestuur zouden willen betrekken bij hun besluitvorming. Tevens zou ik graag willen dat de heer Withagen en de heer Bolsius, want een tijdje geleden trokken ze welbewust met zijn drieën op, met de heer Van de Water... De heer BOLSIUS: We trekken qua einddoelstelling nog steeds samen op, daar is geen verschil in gekomen. De heer VAN DER KALLEN: Dat is mij duidelijk. Ik heb echter het gevoel dat het verschil aanzienlijk kleiner is dan het lijkt. Als zo'n klein verschil toch zou kunnen leiden tot het staken van stemmen zowel met betrekking tot het voorstel, verworpen in deze raadsvergadering, als met betrekking tot het amendement, zou kunnen leiden tot een terechte beschuldiging van onbehoorlijk bestuur aan het adres van onze gemeente, dan denk ik dat we geen recht doen aan het belang van zowel het sociaal cultureel werk in onze gemeente als aan het belang als overheid goed over te komen. Over te komen als een betrouwbare overheid. We zitten in deze situatie en ik zou graag willen dat het college ook dat aspect in haar beantwoording meenam en dat de heer Withagen en de heer Bolsius tijdens een schorsing toch nog eens even kijken of er een gaatje is te vinden om wat dichter bij elkaar te komen. De VOORZITTER: Ik denk, mijnheer Van der Kallen, dat u in ieder geval even het college moet laten reageren. Ook het college heeft de indruk dat de meningen in deze raad over het eindelijke doel niet zo ver uit elkaar liggen. Ik vind het niet juist als mensen heel bewust een bepaalde mening hebben om dan als de stemmen staken te spreken over onbehoorlijk bestuur. We zitten hier om te besturen en te kijken hoe wij wat we beogen kunnen bereiken. Ik denk inderdaad, maar dan zullen we eerst nog moeten weten hoe de CD stemt, dat het zo zou kunnen zijn dat als het inderdaad 14 - 14 wordt het amen dement dus dan verworpen is. Als je diezelfde lijn ook ten opzichte van het raadsvoorstel doortrekt wordt dan ook het raadsvoorstel niet aangenomen. Ik denk dat dat betekent in zijn consequenties, dat ieder hier aanwezig als verantwoord bestuurder, dat gewoon mee in de overwegingen betrekt. Daar 9a ik zonder meer van uit. Mevrouw DEMMERS, wethouder: Als ik de verschillende betogen hoor met de verschillende afrondingen aan het eind, dan moet ik constateren wat ik hier van verschillende kanten in de raad 42 nnk al heb gehoord, dat we zo ontzettend dicht bij elkaar zitten. We zitten gewoon zo dicht bij elkaar omdat we in december een unaniem raadsbesluit hebben genomen waarin aange <;tuurd wordt op een structuur met twee stichtingen. Laat ik heel kort aangeven dat er absoluut geen misverstand over bestaat. Ook het college heeft in haar nota constant gesproken van twee stichtingen en dat vonden we en dat vinden wij nog steeds juist en we gaan er ook met zijn allen aan werken om hier op een goede manier uitwerking aan te geven. Ik denk dat dat ook nog steeds unaniem in deze raad vertegenwoordigd is Ik denk dat de heer Van der Kallen de spijker op de kop slaat als hij zegt, er zit zo weinig verschil tussen de standpunten van zowel het college gesteund door een aantal partijen en het amendement en het betoog wat daar voor gehouden is door zowel de heer Withagen, de heer Van Es als mevrouw Van Oorschot. Ik denk dat als we even teruggaan naar de situatie in december, de heer Withagen heeft nogmaals de historie juist geschetst, dan is dat op dat moment een besluit geweest dat snel, door dacht en goed genomen is. Goed genomen omdat we daar met zijn allen hard aan gewerkt hebben. Dat is niet alleen wij als college en de drie mensen, maar net zo goed het ambtenaren corps, de mensen die op dat moment verantwoordelijk waren zijn met elkaar bezig geweest om te proberen die wensen van de raad te vertalen in een structuur. Wat was die wens Met name hoe komen we tot een goede scheiding van vraag en aanbod. Als ik het even zo samen mag vattendan denk ik dat dat het gespre van december juist weergeeft. De heer WITHAGEN: Dat is toch wel simplistisch. Mevrouw DEMMERS, wethouder: Ik denk niet dat dat simplistisch is. Ik denk dat het heel terecht is. De heer WITHAGEN: Aan de hand van vraag en aanbod Mevrouw DEMMERS, wethouder: Mijnheer Withagen, ik heb u niet onderbroken dus zou u dat mij dan ook niet willen doen. Ik denk dat het heel goed is om aan te geven dat ik bedoel met scheiding van vraag en aanbod dat je praat over wijk- en buurthuiswerken waar de vraag zit. Daar zit de vraag. H®"t 1S ook het voordeel dat doordat je daar de vraag neerlegt het een verschil kan zijn over welke wijk je praat. Elke wijk heeft een andere problematiek en kan dus zijn vraag ook an<*ers formuleren. De aanbodsfeer zal dan in de facilitaire kant komen van een andere stichting, in dit geval genoemd de stich ting SAZOWe hebben toen tijdens die vergadering een andere zaak vastqesteld. Er werden nog even een aantal dingen ge noemd, maar we hebben ook de statuten in oprichtingsvorm vastgesteld van de twee stichtingen. In die statuten staat om velerlei redenen o.a. dat de subsidieverlening eerste instantie plaatsvindt aan de stichting SAZO. Dat heeft met allerlei redenen te maken en staat in de statuten, die ook door deze raad aangenomen zijn. Dat wil niet ze99en; ^at is toen ook aangegeven, dat je in die subsidieverlening geen oormerking kunt toepassen. Je kunt aangeven dat je subsidie verleent op voorwaarde dat dat en dat bedrag aan die en die 43

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 87