zijn we bij dit voorstel daarin, als het zou worden aangeno men. Het is niet veel meer dan een inspanningsverplichting, die naar onze overtuiging meer gebaseerd is op vooruitgangsge loof dat die automatisering wel inverdien effecten met zlch mee zal brengen, dan dat dat ook feitelijk is onderbouwd. Deels zal het natuurlijk zo zijn dat de uitvoering van deze plannen leidt tot het optimaliseren van beleid en produkten van onze gemeente, zonder dat er sprake is van besparingen, maar sprake zal zijn van meer kwaliteit voor hetzelfde geld. Op dat moment moeten wij de vrijheid ook hebben om daarvoor te kiezen in plaats van te kiezen voor het terugverdienen. Voor een ander gedeelte zal het zo zijn dat wij met het handhaven van een acceptabele kwaliteit goedkoper uit zijn. In welke hoeken van de organisatie dat gerealiseerd zal worden en in welke mate dat gerealiseerd zal kunnen worden is volstrekt onduidelijk. Wij moeten ook niet vergeten dat er ook automati seringsprojecten mislukken, dat er gigantische rampen en mislukkingen ontstaan als gevolg van automatiseringsplannen die zo veelbelovend lijken en waar zo vol enthousiasme aan begonnen wordt. Ook debacles in financiële zin. Al die argumenten samen maken het voor Groen Links niet accep tabel dat de financiering, zoals die hier is aangegeven, onder dit plan ligt. Dat betekent dus, dat wij, hoewel wij het met de aanpak van het plan eens zijn, bij gebrek aan financiële dekking het niet zullen steunen. De heer COPPENS: De vragen die de WD-fractie heeft gesteld in de commissie Financiën zien wij alle beantwoord in dit gewij zigde raadsvoorstel. Wij gaan dan ook met dit raadsvoorstel accoord. We gaan er echter wel van uit dat in de loop van dit proces de beoogde efficiencywinsten zichtbaar gemaakt zullen worden, zodat wij daarvan de positieve effecten kunnen merken. De VOORZITTER: Nog anderen in eerste termijn Dan begin ik met dank aan de fractie van het CDA voor de steun. We hebben er in de commissie APPZ een indringende discussie met elkaar over gehad in hoeverre wij hier met de plannen op de goed weg waren. Er ligt hier in feite meer voor dan een informatiserings- en automatiseringsplan. Ik proef dat ook bij de heer Bolsius als hij spreekt van dat enge denken in de fase van automatisering naar informatisering, terwijl je dat niet los moet zien van bedrijfsvoering. Ik proef dit bij hem als hij zegt dat daaraan, die verdere stap, die voor hen absoluut eraan verbonden is, nu terecht genomen is. Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat we nu naar de verschil" lende processen van informatie en bedrijfsvoering in samenhang kijken en dat een projectmatige en geïntegreerde aanpak wordt ingezet. Wat betreft de voortgang van het geheel, waar ook de heer Withagen en ook de heer Aertssen het over hadden, zullen wij u via de managementsrapportages periodiek informeren. Het is ook voor het college reuze belangrijk om dat in de tijd te volgen. Wat we hier met elkaar projectmatig opzetten is een heel intensief programma en daar moet je in de tijd, maar ook wat betreft de diepgang van wat je verder uitwerkt in het apparaat op toezien. Ook daar herkennen wij ons in de opmer- 8 kinq van de heer Bolsius. Het moet niet iets zijn wat alleen aan de bovenkant van onze organisatie blijft hangen. Het is ontzettend belangrijk dat het draagvlak verder in ons gemeen telijke apparaat ook ontstaat. Dat is op dit moment niet alleen meer bij de bovenste laag van ons lijnmanagement maar ook daaronder zijn mensen de afgelopen 9 a 10 maanden ze®r intensief bij dit programma betrokken. Als u ook zxet de stapel stukken die er hieronder ligt, dat is niet iets wat alleen directeuren met elkaar organiseren, daar is heel breed binnen organisaties over gesproken. Dat is niet alleen een kwestie van opschrijven wat er moet gebeuren, maar ook daarin ziet u een heel leerproces vertaald. Het is de samenhangende aanpak die hieraan ten grondslag ligt. Daarover zullen wij u periodiek, in die managementsrapportages op de hoogte houden. Wat betreft de investeringen kan ik zeggen dat inderdaad investeringen in bedrijfsvoering rendabele investeringen ziin. Ik vind dat ook het positieve van de discussie die we zowel in de commissie APPZ als in de commissie Financien gevoerd heb ben, dat we daarop in zijn gegaan. Je kunt je inderdaad afvra qen, ik proef dat dat voor de heer Dieten een blokkade is, hoe ver je nu gaat met de taakstelling. Helder is voor het college dat zij zeggen, wij vinden in ieder geval dat deze rendabele investering, daar gaan we zonder meer van uit, geen consequen ties heeft voor de rente uit de Algemene Reserve, zodat andere activiteiten er niet onder lijden. Het eigen vermogen dat we opgebouwd hebben, de reserves waar de heer Withagen het over heeft, mogen in eerste instantie hiervoor worden ingezet. Wig handhaven ondanks de discussie dit standpunt. Wig vinden wat betreft de investering dat ten aanzien van het af schn jvmgs deel (dus rentetaakstelling) de inspanningsverplichting be langrijk. Wij hebben in de toelichting op de wijziging aange geven, dat wij in de projectrapportages die er voor de ver schillende projecten komen, duidelijk zullen aangeven wat de efficiency-resultaten zijn. Op dat moment, dus niet eerder, want nu is het nog een algemene taakstelling, is daar ook een vertaling naar de diverse onderdelen van de gemeente v°or- Dan zullen wij, niet voor het rentedeel maar ook voor het deel waar mogelijk de hoofdsom terugverdiend kan worden, dit zicht baar maken en er een voorstel bij doen hoe dat verder te gebruiken. Of het gaat terug naar de reserve, wat in eerste I instantie de voorkeur van het college heeft, of het gaat in verdere diepte-investeringen om de bedrijfsvoering nog verder te verbeteren. Wanneer wij vinden dat dat niet nodig is, dan kunnen we het voordeel gebruiken voor de Algemene Dienst naast die betere informatie en die bedrevener bedrijfsvoering. Dan is die bedrevener bedrijfsvoering geen afgeleide voor de burger, maar is een voorwaarde, mijnheer Aertssen, om het betere produkt te leveren. Dat wat dit onderdeel betreft. Ik kom dan bij de concrete vragen van de heer Bolsius als hij het heeft over wat een en ander, als je produktgencht je begroting samenstelt, te betekenen heeft voor de organisatie van diensten. Ik denk niet dat we op dit moment zeggen dat dit zal leiden tot een andere dienstenstructuur. Aan de andere kant sluit ik dat op dit moment ook niet uit. Ik denk dat op het moment waarop wij zien dat een beter produkt alleen gerealiseerd kan

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 70