oen en nieuwbouw gaat financieren. Wat wel echter blijft en
wat nu ook zo is, is dat onderhoud van gebouwen voor rekening
vSn het schoolbestuur is en blijft. Zelfs aanpassingen tot een
bedracf van f. 500.000,-, aanpassingen dus geen onderhoud, was
voor rekening van het schoolbestuur en blijft ook na de decen
tralisatie voor rekening van het schoolbestuur. Wat beslisse
we nu? U stelt voor om de gebouwen van de Elsemanschool jan de
Ravelstraat en de opbrengst van het gebouw van de Petrus
Canisius te bestemmen om de aanpassingen, die nodig zi]n om
het hoo fdgebouw van het Scheldecollege geschikt te maken voor
DG O.-onderwijs, te financieren. Wat het gebouw aan de Ravel
straat betreft dénk ik dat dat correct is. Die school zat ook
in de fusie en behoort tot het schoolbestuur. Het schoolbe
stuur mag dus gebruik maken van de regeling dat de opbrengs
onroerend goed gebruikt mag worden voor de aanpassing van het
gebouw dat daar direct mee te maken heeft.De situatie en
Dositie van het gebouw van de Petrus Canisius is_ een heel
andere Allereerst heeft de Petrus canisiusschool niet meege
daan in de fusie, dus dat gebouw is eigendom van het schoolbe
stuur maar behoort wel tot het juridisch eigendom van de
gemeente Bergen op Zoom. Op 1 januari 1997 zal ook het econo-
moment SS'ffiïïSW groen licht willen
geven om op 1 augustus 1996 in een zo optimaal mogelijke
gebouwsituatie te verkeren, dan moeten we natuurlijk ook de
middelen vrijmaken. Dat betekent dat wij accoord gaande
bestemming van de opbrengst Elsemanschool, maar de opbrengst
van het gebouw van de Petrus Cansiusschool is voorde school
SS vraag is natuurlijk of het ministerie die opbrengst ook
goedkeurt voor de verbouwing van het gebouw van de Lage Meren.
Het bouwplan behelst een verbouwing van 7200 vierkante meter,
terwijl het hele gebouw maar 7400 vierkante^ meter groot 1
Dat betekent dus dat het hele gebouw op zijn *°P 9«at-.
Elsemanschool, ter vergelijking, is op dit moment 2 viervante
kante meter. Met andere woorden, een gebouw van 2200 vierkante
meter qaan we nu insluizen in een gebouw van ong. 7000 vier
kante meter en dat heeft tot gevolg dat we 7200 vierkante
meter gaan verbouwen. Dat kan alleen maar zo zijn als ook
grote gebouwdelen aangepakt worden die niet direkt ^stemd
zijn voor D.G.O.-onderwijs en daar zit dus ook veel onderhoud
in. In de circuliare van het ministerie, waar staat dat de
opbrengst onroerend goed gebruikt mag worden voor verbouwingen
van scholen, staat uitdrukkelijk dat onderhoudsuitg<rjen niet
uit die opbrengst bekostigd mogen worden. Dat betekent dus dat
de gemeente een plaatje voor moet stellen aan het rl^kwij
die en die gebouwen willen verkopen, dat wij de opbrengst
willen benutten voor verbouwing van de school, maar de
houdskosten moeten daarvan afgezonderd worden. Dat betekent
dat eigenlijk het integrale plaatje dat de gemeente zou
hebben om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, op dit
moment ontbreekt. Wij weten niet welk deel van de £°™k°sten
verbouwing is, welk deel onderhoud is en we weten ook niet wat
de getaxeerde opbrengsten zijn van die twee gebouwen. Een
complicerende factor is natuurlijk dat als je daar w°"^kouw
gaat neerzetten in de vrije sector dit een andere opbrengst
zal gaan genereren dat wanneer er een nieuwe school gevestigd
8
wordt. We weten allemaal dat het Zoomvlietcollegeeen middel
bare school hier in Bergen op Zoom, op dit moment op zoek is
naar een gebouw. Dat betekent, dat als die zich aandient als
mogelijke koper, dat ook weer een effect heeft op de mogelijke
opbrengst, ook op het gedeelte dat de gemeente dadelijk bij
moet spijkeren. Kortom, er zitten gewoon een aantal financiële
hiaten in dit voorstel, waardoor op dit moment geen beslissin
gen genomen kunnen worden. Toch denk ik, dat wij de procedure
om op 1 augustus 1996 voor het Scheldecollege een optimale
gebouwsituatie te creëren niet in de weg moeten staan. Wij
willen het voorstel daarom dan ook aanpassen en wij dienen
daarom ook een amendement in, wat behelst dat wij eigenlijk
nr.l van het besluit eruit halen, het gebouw van de Petrus
Canisiusschool en gezien het voorstel dat we hier doen met het
ministerie in overleg treden om ook het gebouw van de Petrus
Caniusschool te bestemmen voor onderwijsinvesteringen. Dus
niet specifiek voor de verbouwing van het Scheldecollege, maar
voor onderwijs in het algemeen. Als wij van het ministerie
toestemming krijgen, minus eventueel de aanpassing- of onder
houdskosten, dan ligt het financiële plaatje duidelijk en
kunnen wij alsnog zeggen er moet iets bijkomen van de gemeente
en kunnen we alsnog beslissen of daar de opbrengst van de
Petrus Canisiusschool voor gebruikt moet worden. Ik dien dan
bij deze het amendement namens de CDA-fractie in.
De VOORZITTER: Ik heb hier een amendement
voorstel nr. WE/39 december 1995.
De raad van de gemeente Bergen op Zoom in vergadering bijeen
op 21 december 1995 overwegende dat;
- de noodzakelijke financiële gegevens voor een verantwoorde
beslissing ontbreken
- dat het besluit van de gemeenteraad goedgekeurd moet worden
door het Ministerie van O.C. en W
is van mening dat het besluit behorende bij het voorstel WE/39
1995
als volgt moet worden aangepast:
Besluit
1. de netto opbrengst voorkomend uit de verkoop van het
schoolgebouw gelegen aan de Ravelstraat 2 te Bergen op Zoom te
bestemmen voor de verbouw van de hoofdlokatie van GSG "Schelde
College" gelegen aan de Nobellaan 25 te Bergen op Zoom
2aan de Bestuurscommissie Openbaar MAVO/VBO kenbaar te maken
dat, indien de totale kosten van de verbouw aan de Nobellaan
25 hoger zijn dan de netto opbrengst van het perceel gelegen
aan de Ravelstraat 2
3. te onderzoeken of de noodzakelijke aanpassing voor de
D.G.O.afdelingen van het hoofdgebouw van het Schelde College
meer bedragen dan de opbrengst van het perceel gelegen aan de
Ravelstraat 2
4. het Ministerie van O.C. en W. te verzoeken de opbrengst van
het gebouw gelegen aan de Meeussenstraat 13 te mogen gebruiken
voor onderwijsinvesteringen
9