-52- Maar om met zo'n concludering dan gelijk te zeggen dat deze nota geen bijdrage levert aan een goed milieu, vind ik teveel gezegd. Dat wilde ik toch een beetje in balans brengen. De heer J. VAN ES: Voorzitter, ik zou wat achter de feiten willen aanlopen. Ik denk dat een onderdeel van milieucommunicatie ook inhoudt, dat je verslag doet over bijvoorbeeld klachten die je hebt ontvangen. Ik denk dat we op dat gebied nog iets kunnen doen. Wat gebeurt er met de klachten? Wat zijn de uiteindelijke consequenties? Wat is de follow up, die gepleegd wordt. Ik denk dat op die manier communicatie naar de burger toe ook zou helpen. Als dat een onderdeel zou kunnen vormen van het milieucommunicatieplan dan zou dat toch een goede zaak zijn. De VOORZITTER: Dames en heren, nog iemand in eerste termijn? Neen, mag ik dan wethouder Janssen het woord geven? De heer JANSSEN, wethouder: Ja, voorzitter. Om bij de laatste opmerking te beginnen. De heer J. van Es vroeg om een verslag over de klachten en de wijze, waarop met die klachten is omgegaan. Dat is een zaak die in de commissie is toegezegd, maar dan niet in het kader van de communicatienota, maar we hebben met de RMD de afspraak gemaakt dat ze niet alleen een lijst maken van klachten, maar dat ze ook in de toekomst proberen of zullen gaan werken aan een systeem, waarin ons wordt duidelijk gemaakt hoe men de klachten heeft afgehandeld. Dus dat is sowieso al een toezegging die wij hebben kunnen doen in de commissie die dit onderwerp heeft behandeld. De heer J. VAN ES: Ik bedoel niet uitsluitend in de commissie, maar wat verder, dus op een bredere schaal dan uitsluitend in de commissie een afhandeling, met name voor belangrijke klachten. De heer JANSSEN, wethouder: Ik heb begrepen dat degenen, die een klacht hebben ingediend, bijvoorbeeld over stank, teruggebeld worden op het moment dat men daar aktie ondernomen heeft, of in ieder geval laten weten wat het resultaat is geweest van hun melding. Ik kan voor dat laatste misschien eens wat aandacht vragen in ons overleg met de RMD. De heer Woltjer noemt het een armzalige nota. Ik denk dat de heer Van der Kallen gelijk heeft als hij zegt dat dat hem wat te ver gaat. In onze ogen gaat dat zeker te ver, want het is een nota, die heet plan van aanpak milieucommunicatie. Het is niet een aktiviteitenprogramma, waar de heer Bolsius eigenlijk om vraagt. In het stuk zelf staat dat er een aktiviteiten programma zal komen. Dat aktiviteitenprogramma zal ook prioriteiten kennen en die zullen u uiteraard kenbaar worden gemaakt. Het is geenszins de bedoeling dat de gemeente grote hoeveelheden geld gaat uitgeven aan zaken als videofilms of folders. Daar, waar de gemeente dat wel moet doen, omdat ze daar zelf het voortouw moet nemen, zullen die worden aangemaakt voor een uiterst bescheiden bedrag, zoals u kunt zien in de nota zelf. Daar waar wij kennis hebben over informatie van anderen, zullen we dat zeker, daar waar ernaar gevraagd wordt, en de RMD is erop voorbereid, aan hen doorgeven. Dus kontrakten in de richting van degenen, die voor informatie kunnen zorgen, zijn wat dat betreft dan ook niet nodig. De rest, dat u aandacht vraagt voor prioriteiten. Die zullen naar voren komen in het aktiviteitenprogramma, wat als gevolg van deze nota zal worden ontwikkeld, zoals het overigens ook in de nota zelf staat, mijnheer Bolsius. De VOORZITTER: Nog iemand in tweede termijn? -53- De heer BOLSIUS: Voorzitter, ik geloof toch dat de waarnemend portefeuille houder dit toch niet helemaal goed begrepen heeft, want ik het heb over kontrakten met degenen, die verder met een stuk uitvoering belast kunnen worden, dan is dat een simpele afspraak van het te bereiken doel, de te formuleren doelgroep, de te verlenen aktiviteiten. Het betekent dus dat je dan ook gebruik maakt van de know how die bij zo'n instelling al aanwezig as Dat versta ik onder kontrakt. Dat betekent dat je inderdaad niet opnieuw het wiel of de spoorweg gaat uitvinden. Ik denk dat als u zegt, de kontrakten zijn overbodig, dat dat dan toch enigszins getuigt van een wellicht verkeerd begrijpen van mijn opmerking. De heer WOLTJER: Voorzitter, ik heb van deze nota gezegd dat ik er geen goed woord voor had. Ik blijf daar achter staan. Ik had naar aanleiding van het concept, wat eerder gelanceerd is, een veel groter verwachtingspatroon. Van een plan van aanpak verwacht ik dat er richtlijnen in staan, waar de gemeen te mee aan de slag wil. Ik heb er eigenlijk niets nieuws in gelezen. Het had naar mijn gevoel op een A 4-tje gekund van wat inhoudelijk een beetje goed is aan deze nota. De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik wil in navolging van de heer Bolsius benadrukken dat er heel veel materiaal is bij andere organisaties en dat dat materiaal, naar mijn stellige overtuiging, ook onvoldoende wordt gebruikt Dat bedoel ik met dit stuk. Uit dit stuk blijkt niet hoe je de inzet van anderen nog eens een keer accentueert voor eigen gebruik, respektievelijk anderen inzet om je eigen doeleinden na te streven. Ik denk dat, als je als overheid voor een deel wilt terugtreden, je privaat moet laten doen, wat privaat vaak beter kan. Alleen dat je soms wat hulp nodig hebt m financiële zin van de overheid om de doelstellingen van de overheid te realiseren. Ik wil daar toch nadrukkelijk voor pleiten, res pektievelijk het betrekken, wat anderen al aan materiaal hebben opgebouwd om dat effektief te benutten. De heer WOLTJER: De provincie is daar een mooi voorbeeld van, denk ik, dat wat laatst gebeurd is. De heer VAN OERS: Voorzitter, in de commissie is dit ook aan de orde geweest. Van de zijde van D66 is er over gesproken. Ik heb toen begrepen uit de beantwoording van met name de ambtelijke zijde, dat het zeer duidelijk de bedoeling was om dat te doen. De heer BOLSIUS: Dus dat is dan uit de informatie uit de commissie, die hier vers voor mij opgeschreven is, niet helemaal zo gebleken. Dan is het niet ongebruikelijk om daar in de raad nog eens duidelijkheid over te krijgen. De heer JANSSEN, wethouder: Als ik daar even op mag inhaken. In mijn eerste termijn heb ik dat, wat de heer Van Oers nu met wat andere woorden zegt, ook proberen te zeggen. Het is natuurlijk onzin om informatie, die elders zo voor het grijpen ligt, zelf te gaan dupliceren, of het wiel op die zaken nog uit te gaan zenden. In de commissie is gezegd, wij gaan daar gebruik van maken. Of je dan vervolgens ook kontrakten moet sluiten met anderen, dat weet ik niet. Ik denk dat dat wat te ver gaat. Het is vaak gewoon gratis te verstrekken materiaal. Ik krijg nu net een keurige lijst van wat er allemaal niet in deze wereld bestaat. De heer BOLSIUS: En dat is dan nog maar op provinciaal niveau. De heer JANSSEN, wethouder: Precies. Elk onderwijsinstituut in Brabant, elke

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 361