-18- De VOORZITTER: Dames en heren, de vergadering is heropend. Ik kom aan de tweede termijn. Het woord is aan de heer Van Oers. De heer VAN OERS: Voorzitter, voor wat betreft de financiële zaak, het geld wat er over is. Wij hebben met ons verhaal, wat eigenlijk indentiek was aan het verhaal dat wij in de commissie hebben gehouden, alleen een verkorte versie, niet meer of minder willen doen dan wat het college voorstaat. Dat is te lezen op bladzijde 7 van de Evaluatie. Daar staat: Voorgesteld wordt jaarlijks een nader te bepalen gedeelte van de WVG-reserve te bestemmen voor collectieve voorzieningen in het kader van het integraal gehandicaptenbeleid. Voorstellen daartoe zullen aan uw raad worden voorgelegd. Wij hebben ten aanzien van dat verhaal wat piketpalen willen slaan naar het volgend jaar. In dat verhaal past ook ons voorstel, zoals wij dat gedaan hadden, om duidelijkheid te krijgen ten aanzien van het geld, om dat af te palen op 3 miljoen gulden. Dus dat bedrag ligt zo hard niet meer, maar daar werden onze voorstellen door ingegeven. Het tweede is dat wij in eerste termijn het antwoord gemist hebben op de vraag van Lijst Linssen over de fysiotherapeut. Wij vinden dat een goed voorstel en zeer de moeite waard om te onderzoeken, omdat je daarmee bereikt dat je indicatiestelling voor bepaalde gemakkelijke "gevallen" bijzonder zou kunnen versnellen. Daarmee zou de indicatiestelling voor veel gehandicapten wellicht een stuk vergemakkelijkt worden. Misschien dat daar nog op terug gekomen kan worden. Ten aanzien van het KAPs. Wij gaan er vanuit dat de gemeenten in het Streek- gewest met zijn allen bereid zijn om 624,per gehandicapte in te leggen. Dat is het uitgangspunt, dus daar gaan wij mee akkoord. Het begrip primaat. Voor ons is dat aan de ene kant een begrip wat best staat en waar wij voor zijn. Als je dat primaat gaat bekijken, feitelijk hoe dat dat nu gekapitaliseerd wordt, dan is dat inderdaad 312,-- ten laste van de 1.670, die de gehandicapte krijgt en 312,— ten laste van het overschot. Dat vinden wij een goede zaak. Dat is voor een periode van 2 jaar. In die zin vinden wij dat op deze wijze aan het primaat prima gestalte gegeven wordt. Mocht over 2 jaar het primaat ook overeind blijven, maar gelet op de resultaten die er zijn, -en ik noem maar een dwarsstraat- dat het zou betekenen dat het primaat gekapitaliseerd moet worden op 1.669,ten laste van de gehandicapte en dat er nog 1 gulden vrij besteedbaar is, dan denk ik dat wij nog nader moeten discussiëren over het begrip primaat. Maar ik denk dat dat over 2 jaar aan de orde komt. Ten aanzien van het amendement zal straks collega Withagen het woord voeren. Motie I. Wij zijn akkoord met de beantwoording van het college. Men wil daaraan mee gaan werken, dus er is verder geen enkel probleem, wat ons betreft De heer VAN DER KALLEN: Betekent dat dat u de motie intrekt? De heer VAN OERS: Ja. De motie ten aanzien van het KAPs, want de motie is wel degelijk van waarde. Zeker nu je dat primaat bij dat collectief vervoer legt, denk ik dat de motie van waarde kan zijn. Het is inderdaad zo dat in de commissiebehandeling iemand van het SOG heeft gezegd, daar heb ik geen behoefte aan, want dat is moeilijk. Maar het zal zeker niet zo zijn dat er van het college een voorstel verwacht wordt, waarbij straks iedere gehandicapte dwangmatig een bepaald aantal dagen vrij door Nederland moet gaan reizen. Dat is gevraagd. Dat is een facultatief verhaal. Ik ga er vanuit dat dat niet opgelegd gaat worden. Dus in die zin denk ik dat het toch een motie is met toegevoegde waarde. Met de tweede zijn wij ook akkoord. Te meer omdat wij die zelf op het laatste moment gemaakt hebben. De portefeuillehouder heeft aangegeven van, -19- dit is toch meer een mentaliteitskwestie, het moet tussen de oren zitten bij het college. Wij vinden dat voldoende en denken dat best te kunnen gaan volgen. Wij trekken de motie dus in, mijnheer Van der Kallen. De heer VAN DER KALLEN: Dat is nu niet echt mijn vraag. U begrijpt meer van het college dan ik. Het college doet een minimale opmerking van, het zit tussen onze oren. Daar komt het zo'n beetje op neer. Plotseling trekt u iets in wat in mijn ogen veel verder gaat, u vraagt een onderzoek naar concrete bestedingsmogelijkheden. De heer WITHAGEN: Voorzitter, bij interruptie. De CDA-fraktie vindt de toe zegging van het college, dat ze dat in hun beleid inbouwen, dat het dus tussen de oren zit, vinden wij overtuigender zelfs dan een motie in stemming brengen. De toezegging van het college gaat bij ons boven het afdwingende karakter, wat trouwens vrijblijvend is, van een motie. De heer BOOGAART: Voorzitter, bij interruptie. Ik heb nergens horen noemen dat het bij het college tussen de oren zit. Ik heb alleen gehoord dat het ergens tussen de oren moet zitten, maar niet dat het college dat zelf tussen de oren moet hebben. De heer VAN OERS: Voorzitter, motie III b. Op zich zijn we akkoord met het college. Wij willen daarbij wel opmerken, dat als het onderzocht gaat worden, met name de klussendienstdan komt er -en dat heb ik niet paraat, maar voor zover uit de kranten begrepen- volgende maand het wijk- en buurt beheer aan de orde. Ik denk dat u er zich bij het onderzoek in ieder geval van bewust moet zijn dat daar, waar het wijk- en buurtbeheer in geografische zin vooralsnog beperkt is, de klussendienst voor ouderen en gehandicapten, die wij voorstaan, in ieder geval geheel Bergen op Zoom zou moeten bestrijken. Dus dat is iets wat daarbij toch aandacht verdient. Op zich dus akkoord, maar aandacht voor dat ene punt. Dat betekent dat wij ook deze motie intrekken. De heer WITHAGEN: Voorzitter, het amendement. Als beantwoording op 2 vragen van collega's het volgende. Het is uitdrukke lijk iets wat heel sterk bij de CDA-fraktie leeft. U heeft dat ook opge merkt, in de Algemene Beschouwingen hebben wij dat al geprobeerd. Waar het om gaat is dit. Het is een beperkte groep jongens en meisjes, die geïndi ceerd, dus niet zomaar, naar deze vorm van speciaal onderwijs verwezen zijn op basis van ofwel gedrags-, ofwel van leer-, ofwel van opvoedingsmoeilijk heden. Die kunnen op verschillende manieren veroorzaakt worden, maar liggen toch zeker voor de ZMLK-kinderen heel dicht bij de doelgroep van deze gelden. Het is dus een afgebakende groep, die niet alleen door de indicatie maar ook door de weer-samen-naar-schoolaktie van de rijksoverheid duidelijk een beperkte vorm heeft, want de groei is er via WSNS uitgehaald. Dat be tekent dat we hier praten over een afgebakende groep. Op de tweede plaats gaat het om een groep, die voor ouders best een opgave betekent, dat zijn namelijk jongens en meisjes die gedeeltelijk in onze stad en aan de linkerkant van deze groep zelfs buiten onze stad zeer speciaal tot speciaal onderwijs nodig hebben. Dat betekent dat dat schoolgroottes zijn, die vaak wat verder weg komen te liggen van het huisadres, waar normale basisschoolkinderen op kunnen bogen. Dat zijn maximaal afstanden van 4 km, om u nog even aan wat wet- en regelgeving te herinneren. Deze afstanden worden groter en juist voor een groep kinderen, die vanwege de indicatie stelling al vaak minder flexibel is als het gaat om zelf deel te nemen aan het verkeer. Dat geldt weer niet voor allemaal, dus we mogen niet stigmatiseren, maar het

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 344