-12- Wij vinden het wel jammer dat de voorstellen van het college eigenlijk niet een beetje verder gegaan zijn, want de heer Smits van de VVD noemde het al. Het primaat verhuizen en het primaat collectief vervoer. Wij hadden in beide gevallen graag het woord primaat zien geschrapt. Dan wilde ik ingaan op het amendement van het CDA. In eerste instantie heb ik ook zoiets van, het klinkt heel erg positief. De beperkingen heeft ook de BSD al genoemd. Voor ik ja of nee zeg, wil ik het amendement nader bestu deren. Wat motie II betreft over openbare ruimten. Daar heb ik meer moeite mee. Ik denk dat op een gegeven moment de WVG-gelden wel bestemd zijn voor indivi duen en dat we toch geen gelden moeten bestemmen voor verbeteren van openba re ruimten. Ik denk dat daar andere gelden voor zijn. Ik heb dus meer moeite met motie II van het CDA. De moties I en III lijken mij in beginsel ook sympathiek. Die wil ik ook nader bestuderen voordat ik ja of nee kan zeggen. Het amendement van Lijst Linssen. Ik voel er op dit moment niets voor om die te steunen. Mevrouw KAMMEIJER: Voorzitter, er is al veel over gezegd. Wij hebben concreet twee vragen. Ten eerste wat betreft het primaat collectief vervoer. Het is zo dat wij vinden dat de individuele keuzevrijheid van gehandicapten voor bepaalde vormen van vervoer heel belangrijk is. Ik zou willen weten, in hoeverre kun je die keuzevrijheid waarborgen wanneer je het primaat collec tief vervoer handhaaft? Mijn tweede vraag gaat over de streekgewestelijke afstemming. In hoeverre is daar nog sprake van, wanneer er, zoals mevrouw Van Oorschot ook aangeeft, een verscheidenheid in opvattingen streekgewestelijk de ronde doet? Wat heeft dat voor consequenties? Voorzitter, wij wachten liever eerst de beantwoording van deze vragen af. Ik zou u ook om een schorsing na uw beantwoording willen vragen, zodat wij de amendementen en de moties kunnen bestuderen. De heer J. VAN ES: Voorzitter, er is bij het aanbieden van dit voorstel toch wat onzorgvuldigheid betracht. Het besluit sprak in eerste instantie van 1 april 1994. De verordening spreekt van 1 april 1994, op de 2e bladzijde van het onderdeel Algemeen. Daar hebben we overigens geen nieuw blad van aan geboden gekregen, dus dat staat er nog steeds in. Ik vind dat toch een wat slechte zaak. Dat heeft valse verwachtingen gewekt. Met name is dat van belang voor een kleine groep mensen, die in aanmerking komen voor een herinrichtingsvergoeding, die inmiddels van 3.000naar 6.000,is opgeschroefd. Dat is een fors verschil. Het betreft naar mijn informatie ongeveer 26 mensen. Het totaalbedrag, waar we over spreken, is 78.000, Ik zag een probleem, door een amendement in te dienen en te vragen om de verordening alsnog terug te brengen tot 1 april 1994, met eventueel nog aanvullende aanvragen en dergelijke dingen. Dus daarom maak ik daar geen gebruik van. Ik zal u wel willen verzoeken om gebruik te maken van artikel 8.1 van de verordening, waar dus over een hardheidsclausule gesproken wordt. Ik denk dat het zinvol is om het toch nog eens te bekijken. Als je naar het voorstel kijkt, is dat de enige groep waar een verschil optreedt ten opzichte van de oude situatie. Het ligt in de herinrichting- en aanpassing ensfeer en de andere bedragen zijn allemaal gelijk ongewijzigd en gewijzigd. We spreken natuurlijk over een toch redelijk bedrag, 80.000, Maar aan de andere kant ook de manier van presenteren. Ik denk dat we moeten kijken naar wat daar gebeurd is en het nog eens goed bekijken. Het is een nieuw fenomeen wat ik hier naar voren breng. Ik verwacht niet dat u daar gelijk op kunt reageren, maar als ik bijvoorbeeld in de volgende commissie sociale zaken antwoord zou kunnen krijgen op wat daarmee gedaan wordt en of er überhaupt mogelijkheden zijn om daar eens naar te kijken. -13- Het zit me een beetje dwars dat we door onze manier van handelen deze verwachtingen gewekt hebben. Ik ben blij dat de eigen bijdrage verdwenen is. Daar hebben we al uitvoerig over gesproken en daar is iedereen het over eens. De fondsvorming. Ook dat is een zaak die ik van harte ondersteun. Ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn met de gelden. Ik denk dat dit typisch een van de reserves is die we opbouwen en die we heel zorgvuldig moeten bekijken. Als we beoordelen wat we ermee doen, moeten we echt de getallen en de kerngetallen, die we gebruiken om de eventuele toekomstige verplichtingen te bekijken en te berekenen, goed kontroleren. Er wordt gesproken dat misschien in 1998/1999 de pot al uitgeput zal zijn, dus we moeten er heel goed naar kijken. Dus wat dat betreft, denk ik dat de fondsvorming een goede zaak is. Een van de redenen waarom ik ook geen voorstander ben van het amendement van het CDA, om in openbare ruimten te zoeken naar voorzieningen, want dan spreek je over heel forse bedragen, die dan van die voorziening af zullen gaan. We moeten daar dus echt voorzichtig mee omgaan. Het Kleinschalig Aanvullend Personenvervoersysteem. Dat is eigenlijk een heel trieste zaak. Het lijkt een goed systeem. En dit even naar de heer Smits toe, ik denk dat de gemeente Halsteren merkte dat men het er niet doorheen kon krijgen en dan geconfronteerd zou worden met het feit dat ze er niet aan deel kon nemen, dat men het toch goed vond in ieder geval deel te nemen aan dat collectieve systeem en op die manier de oplossing heeft gezocht in het uit de pot halen van de bijdragen, die anders door de gehandicapten zelf betaald zouden worden. Ik denk dat de gemeente Halsteren daarmee niet probeert Bergen op Zoom de zwartepiet toe te spelen, maar alleen probeert om in ieder geval als een goed lid van het totaal van het Streekgewest deel te nemen aan de opzet van dit systeem. De heer SMITS: Mijnheer van Es, het is zo dat het voorstel van Halsteren richting Streekgewest precies hetzelfde is als het onze. Alleen wordt bij ons die 624, voor de helft op de nek van de gehandicapten gelegd en in Halsteren doen ze dat niet. In Halsteren is het zo dat ze die 624, volledig uit de pot halen. Het voorstel loopt 2 jaar. Dus na de herindeling zitten we met 2 verschillende voorstellen. De heer J. VAN ES: Ik wil alleen maar aangeven dat als ze dat niet gedaan hadden dat de deelname aan het collectieve systeem misschien in het water gevallen was. Ik probeer dus aleen maar aan te geven dat, wat dat betreft, het een goede zaak is. Ten aanzien van de moties. Ik wil ze graag even lezen. Ik heb al een aantal opinies, zeker met name ten aanzien van het speciaal onderwijs. Daarvan heb ik in de commissie ook al gezegd, ik vind niet dat speciaal onderwijs gerangschikt moet worden onder gehandicapten. Daarom zal ik ook die motie van het CDA niet ondersteunen. De klusjesman. Dat is een typisch onderdeel van het wijk- en buurtbeheer. Ook daar zal ik geen ondersteuning aan geven. Van de openbare ruimte heb ik al wat gezegd. De motie van Lijst Linssen ondersteun ik, want ik vind dat toch goed onder zocht moet worden hoe we dat gemeenschappelijk kunnen doen. De VOORZITTER: Dames en heren, na de eerste termijn van het college zal ik gelegenheid geven tot het lezen van de amendementen, moties en voor even tueel onderling beraad. Nog anderen in eerste termijn? De heer BOOGAART: Voorzitter, wat de heer Van Es net aanhaalde, hadden wij ook geconstateerd. Wij vinden dat ook valse verwachtingen. Ergens dachten wij nog, misschien wil het college het wel zo. Misschien wil het college het

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 341